Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/23696/GB, 22 oktober 2021, beroep
Uitspraakdatum:22-10-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/23696/GB

            

Betreft [Klaagster]

Datum 22 oktober 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klaagster] (hierna: klaagster)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 15 juni 2021 klaagster opgeroepen om zich op 22 juli 2021 te melden in de locatie Nieuwersluis, voor het ondergaan van 31 dagen gevangenisstraf. Verweerder heeft klaagster op 20 juli 2021 uitstel verleend tot 25 oktober 2021.

 

Klaagster heeft wederom verzocht om uitstel van haar melddatum. Verweerder heeft dat verzoek op 11 oktober 2021 afgewezen.

 

Klaagster heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

 

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken, waaronder een op 15 oktober 2021 van klaagster en een op 21 oktober 2021 van klaagsters raadsman, mr. R.V. Paniagua, ontvangen aanvulling op het beroep van klaagster.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klaagster

Klaagster zit momenteel in een vechtscheiding, waarbij allerlei procedures en rechtszaken lopen met betrekking tot de kinderen en de woning. Daarnaast gaat het niet goed met klaagsters zoon, die in de brugklas zit. In beroep heeft klaagster een e-mail overgelegd van de coach van haar zoon, waarin staat beschreven hoe de eerste weken van haar zoon op de middelbare school zijn verlopen. Op 13 oktober 2021 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen klaagster, haar zoon en de coach. Hieruit is naar voren gekomen dat klaagsters zoon  begeleiding en ondersteuning dient te krijgen. Daarvoor is het van belang dat klaagster aanwezig is. Indien het met klaagsters zoon anders bergafwaarts gaat, is er de kans dat hij zal worden geschorst of van school zal moeten veranderen. Er is afgesproken om de problematiek van klaagsters zoon na de herfstvakantie aan te pakken, waardoor het voor klaagster onmogelijk is om de gevangenisstraf op korte termijn uit te zitten.

 

Voorts is van belang dat klaagster in verwachting is. Dit betreft een nieuwe medische omstandigheid, die is ontstaan na de bestreden beslissing van 20 juli 2021. Klaagster heeft last van zwangerschapssymptomen, die het ondergaan van een detentie op dit moment onmogelijk maken. Verweerder heeft ten onrechte de zwangerschap geschaard onder “de familieomstandigheden”, die eerder grondslag zijn geweest voor uitstel van de meldplicht. Het had bovendien op verweerders weg gelegen om klaagster aanvullend te bevragen over deze nieuw aangedragen medische grond dan wel om te motiveren waarom dit niet kan leiden tot een hernieuwd uitstel. De andere afwijzingsgronden zien immers op “de familieomstandigheden”. Op korte termijn is het tevens noodzakelijk om diverse testen uit te laten voeren met betrekking tot de zwangerschap.

 

De zwangerschap, de vechtscheiding, het zonder woning zitten en de problematiek van klaagsters zoon worden klaagster te veel. Hoewel klaagster voornemens is de gevangenisstraf uit te zitten, hebben haar kinderen haar nu nodig.

 

Verzocht wordt om de proceskosten van de beroepsprocedure te vergoeden.

 

Standpunt van verweerder

Hoewel er begrip is voor de lastige situatie waarin klaagster zich bevindt, kunnen de verschillende civiele procedures nog geruime tijd duren. Dit komt naar voren uit een e-mailbericht van 8 oktober 2021, waaruit volgt dat klaagster voor deze civiele procedures nog in overleg is met een advocaat. Tevens is het mogelijk om op grond van artikel 26 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) vanuit de inrichting civiele procedures bij te wonen. Ten aanzien van de gezinsproblematiek geldt dat dit al is meegewogen in de beslissing van 20 juli 2021, waarin klaagster uitstel is verleend om haar zo ruimte te geven voor de problemen in de familiesfeer. Dat klaagster zwanger is, behoeft geen beletsel te zijn voor de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf. Voorts kunnen medische handelingen in of vanuit de inrichting plaatsvinden. Bij een hernieuwd uitstel is de zwangerschap overigens verder gevorderd en kan deze zwaarder zijn geworden. 

 

Alles overziend, is klaagster niet gebaat bij het opnieuw verlenen van uitstel. De problemen die aanwezig zijn, zullen niet op korte termijn worden opgelost. Daarbij is meegewogen dat de te ondergane detentie 31 dagen bedraagt. Voor het overige wordt verwezen naar de bestreden beslissing van 11 oktober 2021.

 

3. De beoordeling

De procedure voor zelfmelders is geregeld in hoofdstuk 2 van de Regeling tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen en hoofdstuk 2 van de Beleidsregels tenuitvoerlegging strafrechtelijke en administratiefrechtelijke beslissingen 2021.

 

Klaagster wil graag uitstel van haar melddatum, omdat er zich – kort gezegd - diverse problemen in familiaire sfeer afspelen, waarbij gerechtelijke procedures lopen. Daarnaast is klaagster in verwachting en herstelt zij van een voetoperatie.

 

Zwangerschap en herstel voetoperatie

De beroepscommissie stelt vast dat de grond inzake het herstel van de voetoperatie, die in het verzoek tot uitstel naar voren is gebracht, thans in beroep niet meer aan de orde is. De beroepscommissie zal dit onderdeel dan ook verder buiten beschouwing laten.

 

Inzake de door en namens klaagster aangevoerde grond dat zij niet detentiegeschikt is vanwege haar zwangerschap(ssymptomen), overweegt de beroepscommissie dat klaagster haar daarmee gepaard gaande gezondheidsklachten niet heeft gespecificeerd en voorts dat zij niet heeft onderbouwd waarom haar als gevolg daarvan uitstel van haar meldplicht zou moeten worden verleend. In dat kader heeft klaagster tevens niet onderbouwd of en waarom de bij haar uit te voeren testen buiten de inrichting dienen te worden gerealiseerd. Als dat wel het geval is, kunnen deze bovendien vanuit de inrichting plaatsvinden.

 

Gezinsproblematiek

De door klaagster geschetste gezinsproblematiek, waarvoor gedeeltelijk reeds in juli 2021 uitstel van de meldplicht is verleend, ziet op diverse aspecten. Klaagster bevindt zich in een echtscheiding, waarbij er diverse gerechtelijke procedures lopen ten aanzien van de kinderen en de woning. Daarnaast heeft klaagster eerst in beroep te kennen gegeven dat er ten aanzien van haar zoon problemen op school zijn.

 

Hoewel de beroepscommissie onderkent dat klaagster zich in een lastige situatie bevindt, is ten aanzien van de gerechtelijke procedures niet gebleken dat deze op korte termijn zullen worden afgerond. Daarbij geldt dat – indien dat in klaagsters geval nodig zou zijn – de Pbw mogelijkheden biedt om gedurende de detentie gerechtelijke procedures bij te wonen. Voorts overweegt de beroepscommissie dat ten aanzien van de schoolproblematiek van klaagsters zoon niet is gebleken van de noodzaak van de persoonlijke aanwezigheid van klaagster bij de ondersteuning en begeleiding van haar zoon. De beroepscommissie is derhalve van oordeel dat de door klaagster genoemde omstandigheden, in aanmerking genomen de relatief korte duur van de opgelegde gevangenisstraf, onvoldoende reden vormen om aan klaagster (nogmaals) uitstel van haar meldplicht te verlenen.

 

Eindoordeel

Al het voorgaande tezamen genomen en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing naar het oordeel van de beroepscommissie niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

Ten overvloede en naar aanleiding van het verzoek van klaagsters raadsman de proceskosten van de beroepsprocedure te vergoeden, overweegt de beroepscommissie dat de Pbw een dergelijke mogelijkheid niet kent.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 22 oktober 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. M.J. Stolwerk en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven