Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2261/GV, 11 september 2007, beroep
Uitspraakdatum:11-09-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/2261/GV

betreft: [klager] datum: 11 september 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.H. Gart, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 augustus 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. F.H. Gart om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. De beslissing is genomen in strijd met het verbod van willekeur en in strijd met het motiveringsbeginsel
en
voldoet derhalve niet aan de eisen van redelijkheid en billijkheid. Zowel de directeur van de penitentiaire inrichting als het openbaar ministerie hebben positief geadviseerd terzake van verlofverlening. Niet gemotiveerd wordt waarom deze twee
positieve
adviezen niet prevaleren boven slechts één negatief advies, te weten van de politie. Uit de aangeleverde informatie blijkt dat klager zeer recent, op 27 juni 2007, een disciplinaire straf is opgelegd en blijkt niet dat klager geweigerd heeft om
aanwijzingen van personeel op te volgen maar wel dat hij tijdens de arbeid wangedrag zou hebben vertoond, hetgeen een motiveringsgebrek oplevert. De ernst van de overtreding werd kennelijk als dusdanig marginaal beschouwd dat de directeur slechts een
geheel voorwaardelijke disciplinaire straf heeft opgelegd. Bovendien was het voor de directeur geen aanleiding om negatief te adviseren terzake van verlofverlening. Voor zover de disciplinaire straf een grond is geweest om afwijzend te beslissen, is er
sprake van een motiveringsgebrek en heeft er geen voldoende en juiste belangenafweging plaatsgevonden. Volgens de politie zou klager door zijn gedrag moeilijk te handhaven zijn. Verwezen wordt daarbij naar het uittreksel uit het algemeen
documentatieregister. Dit gaat om omstandigheden die de persoon van klager betreffen uit het verleden terwijl voor een adequate beoordeling van het verzoek de persoon van klager op dit moment en in de (nabije) toekomst van belang is. Noch het openbaar
ministerie noch de directeur van de inrichting, welke bij uitstek zich daarover een goed beeld heeft kunnen vormen, zien in de persoon van klager een belemmering om positief terzake van het verzoek te adviseren. Twee van de drie informanten hebben
positief geadviseerd. Geenszins wordt gemotiveerd waarom het enkele negatieve advies van politie prevaleert. Een adequate belangenafweging had moeten leiden tot verlofverlening. Klager zal over vier maanden in vrijheid worden gesteld en heeft er alle
belang bij om deze terugkeer in de maatschappij middels het verlof voor te bereiden en zichzelf terzake te bewijzen. De stelling van de politie dat klager door zijn gedrag moeilijk, derhalve niet onmogelijk, te handhaven is, is slechts onderbouwd met
de
verwijzing naar het justitieel documentatieregister en is geen zwaarder wegend belang dan klagers belang bij verlofverlening.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit het reclasseringsrapport en het uittreksel justitieel documentatieregister blijkt dat klager, die thans negentien jaar oud is, de status van veelpleger heeft. Het delict, waarvoor hij thans is ingesloten, is gepleegd tijdens een opgelegde
proeftijd.
Uit de afgenomen Risc blijkt dat klager hoog scoort voor wat betreft de kans op recidive. In het voorlichtingsrapport TR wordt klager omschreven als een jongen met weinig probleembesef. Hij legt de verantwoordelijkheid voor zijn handelen grotendeels
buiten zichzelf. Hij heeft soms moeite om met autoriteiten en gezag om te gaan. De inschatting is dat, als klager zonder begeleiding terugkeert in de maatschappij, de kans op recidive groot is. Hij kan moeilijk met spanningen en frustratie omgaan en
kiest dan al gauw voor inadequate copingsstrategieën, waaronder druggebruik of verbaal en fysiek agressief gedrag. De reclassering stelde een aantal interventies voor. Op het moment dat klager verlof heeft aangevraagd zijn er nog geen interventies
gepleegd. Zijn gedrag in het huis van bewaring heeft hem rapporten opgeleverd voor druggebruik en agressie naar personeel. Ook na overplaatsing naar de gevangenis krijgt hij nog twee rapporten omdat hij weigerde opdrachten van personeel uit te voeren.
De politie adviseert negatief ten aanzien van verlofverlening. Niet zozeer ten aanzien van het adres als wel de persoon van klager. De politie heeft aangegeven dat klager thuis moeilijk te hanteren was. Klagers moeder is aangeschreven en zij heeft
geantwoord dat klager nooit voor problemen heeft gezorgd. Het reïntegratieplan geeft echter wat anders aan. Klagers vader is overleden en zijn moeder geeft hem daar min of meer de schuld van. Klager heeft zijn broertje mishandeld en bedreigd. Gelet op
het gedrag, dat klager ook in detentie nog laat zien, zijn persoon en omschreven tekortkomingen in het reïntegratieplan, is de kans op het niet goed verlopen van verlof in de thuissituatie groot, nu er nog geen interventies zijn gepleegd.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Het detentieberaad van locatie Ooyerhoek heeft aangegeven dat klager in april 2007 tweemaal een disciplinaire straf is opgelegd in verband met een positieve urinecontrole en éénmaal een disciplinaire straf is opgelegd in verband met uitschelden van
personeel, geluidsoverlast en het verstoren van de orde en rust in de inrichting. In juni en juli 2007 is klager tweemaal een disciplinaire straf opgelegd omdat hij weigerde aanwijzingen van het personeel op te volgen en vanwege roken op de arbeid.
Beschreven wordt dat klager op een vervelende manier zijn mening laat horen, zich wel aan de afdelingsregels houdt maar het niet kan laten om tegen het systeem aan te schoppen en kort en zakelijk is naar personeel, vaak bij het brutale af. Het
detentieberaad heeft desondanks positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Leeuwarden heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlofverlening.
De politie Friesland heeft, omdat klager in verband met zijn gedrag moeilijk thuis te handhaven is, negatief geadviseerd terzake van verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaar, met aftrek, wegens medeplegen van een poging tot afpersing en opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 van de Opiumwet gegeven
verbod, meermalen gepleegd, en opzetheling. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 4 januari 2008.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.

Uit klagers uittreksel uit het algemeen documentatieregister volgt dat klager eerder is veroordeeld voor onder andere mishandeling, openlijke geweldpleging, vernieling, opzetheling, aanranding en diefstal en dat hij de delicten, waarvoor hij thans
gedetineerd is, heeft gepleegd tijdens een hem opgelegde proeftijd. Uit de bij klager afgenomen Risc-rapportage volgt dat de kans op recidive hoog is. Door de politie is negatief geadviseerd terzake van verlofverlening omdat klager in verband met zijn
gedrag moeilijk thuis te handhaven is. Vervolgens heeft de inrichting navraag gedaan bij klagers moeder en die heeft schriftelijk verklaard dat zij thuis nooit problemen hebben gehad met klager. Dit laatste lijkt niet te rijmen met de inhoud van de bij
de stukken gevoegde Risc-rapportage, waarin gerefereerd wordt naar eerder uitgebrachte rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming.
De beroepscommissie is van oordeel dat met name klagers negatieve gedrag tijdens detentie en het feit dat hem in juni en juli 2007 nog disciplinaire straffen zijn opgelegd plus het hoog geachte risico voor recidive terwijl klager (nog) geen
interventies
heeft ondergaan, omstandigheden zijn die een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking
komende
belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b. en d. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 11 september 2007

secretaris voorzitter

Naar boven