Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/23676/SGA, 19 oktober 2021, schorsing
Uitspraakdatum:19-10-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/23676/SGA

    

Betreft [Verzoeker]

Datum 19 oktober 2021

 

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [Verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

Verzoekers raadsman, mr. T.S. van der Horst, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van het per 8 oktober 2021 geldende algehele verbod op contact van verzoeker met zijn advocaten, met uitzondering van [raadsvrouw].

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de landsadvocaat namens de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de directeur) op het schorsingsverzoek en van de nadere reacties van verzoekers raadsman en de landsadvocaat.

Voorts heeft de voorzitter kennisgenomen van het klaagschrift (beklagkenmerk nog onbekend).

 

2. De standpunten

Standpunt van verzoeker

Door de directeur wordt in strijd met artikel 6, derde lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, artikel 18 van de Grondwet en de artikelen 38, 39, vierde lid, en 65 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) gehandeld. Er wordt op grove wijze inbreuk gemaakt op de vrije toegang tot een advocaat en het recht op ongestoord telefonisch contact met de geprivilegieerde rechtsbijstandverlener, zonder dat er op het verzoek om informatieverstrekking en opheffing van de onrechtmatige beperking(en) wordt gereageerd. Daarnaast wordt door de directeur inbreuk gemaakt op enkele kernwaarden van de rechtsstaat, namelijk het uitgangspunt van minimale beperkingen, het recht op juridische bijstand door een gespecialiseerd advocaat, het faciliteren van (geprivilegieerd) overleg met een gespecialiseerd advocaat (zowel telefonisch als in persoon middels een bezoekmoment in de inrichting) en de vrije advocatenkeuze. Verzoeker wordt met deze handelwijze monddood gemaakt. Door deze handelwijze wordt door de directeur voorkomen dat verzoeker op een deugdelijke wijze – met voorafgaand overleg en met tussenkomt van een gespecialiseerd advocaat – kan opkomen tegen beslissingen die hem betreffen, zoals beslissingen van de directeur, van de selectiefunctionaris en uitspraken van de beklagcommissie van de Commissie van Toezicht.

Standpunt van de directeur

De officier van justitie van het Landelijk Parket heeft op 8 oktober 2021 aan verzoeker beperkingen opgelegd voor de duur van twee weken, middels een bevel beperkingen. De weigering om aan verzoeker contact toe te staan met andere advocaten dan [raadsvrouw] vloeit rechtstreeks voort uit het bevel van de officier van justitie van het Landelijk Parket. Bij email van 13 oktober 2021 heeft de officier van justitie dat nogmaals nadrukkelijk bevestigd.

Bij email van 11 oktober 2021 heeft mr. Van der Horst navraag gedaan bij de directeur van de PI Vught. Op 12 oktober 2021 heeft mr. Van der Horst hierover ook telefonisch contact opgenomen en aan hem is toen medegedeeld dat zijn cliënt in beperkingen zat en dat om die reden alleen contact was toegelaten met [raadsvrouw].

Op grond van artikel 62a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) dient de directeur zorg te dragen voor de uitvoering van het bevel. Voor zover verzoeker zich beroept op artikel 39, vierde lid, van de Pbw, geldt dat dit recht kan worden beperkt door een bevel beperkingen van de officier van justitie. De klacht van klager ziet op het verbod op contact met zijn advocaten (met uitzondering van [raadsvrouw]). Daarmee ziet de klacht niet op een beslissing van de directeur, maar op de inhoud van het bevel. Over de inhoud van een bevel beperkingen kan echter geen beklag worden gedaan (of een daarmee samenhangend schorsingsverzoek worden ingediend). De verdachte ten aanzien van wie de beperkingen zijn bevolen kan wel op grond van artikel 62a, vierde lid, Sv een bezwaarschrift indienen bij – in dit geval – de rechtbank Amsterdam. Nu de klacht van klager zich niet richt tegen (beklagwaardig) handelen van de directeur, maar tegen de inhoud van het bevel van de officier van justitie (het verbod op contact met anderen dan [raadsvrouw]), is hij daarin niet-ontvankelijk en kan er ook geen sprake zijn van schorsing van een beslissing in de zin van artikel 66 van de Pbw. Ten overvloede is namens de directeur aangevoerd dat verzoeker zich ten aanzien van mr. Van der Horst ook niet kan beroepen op artikel 45 Sv, nu die bepaling alleen geldt voor de raadsman of raadsvrouw die voor een verdachte optreedt in strafzaken (in dit geval [raadsvrouw]). Zij kan verzoeker nog steeds bezoeken en telefonisch contact met hem hebben.

Nadere reactie op verweer directeur

De klacht is wel degelijk gericht tegen de wijze waarop de directeur uitvoering geeft aan het bevel beperkingen en ziet op de interpretatie door de directeur van de inhoud van het bevel. Meer in het bijzonder ziet de klacht op de interpretatie van de omschrijving “raadsman/raadsvrouw” in het bevel beperkingen. In het betreffende bevel wordt aangegeven dat de beperkingen niet gelden ten aanzien van contacten met de raadsman/raadsvrouw, niet wordt in het bevel aangegeven dat slechts contact mogelijk is met raadsvrouw [raadsvrouw]. Het emailbericht van 13 oktober 2021 maakt geen onderdeel uit van het bevel beperkingen, is niet ondertekend of anderszins duidelijk afkomstig van de officier van justitie. Bovendien is dit emailbericht eerst op 13 oktober 2021 door de directeur ontvangen.

Nadere reactie van de directeur

De klacht richt zich onmiskenbaar tegen de inhoud van het bevel beperkingen. In het bevel is immers nadrukkelijk vermeld dat – voor zover relevant – uitsluitend contact is toegestaan met de raadsman/raadsvrouw. Anders dan namens verzoeker wordt gesuggereerd, heeft de officier van justitie direct op 8 oktober 2021 aan de directeur geëxpliciteerd dat hiermee uitsluitend is gedoeld op verzoekers raadsvrouw [raadsvrouw]. Later heeft de officier van justitie dat bij email van 13 oktober 2021 nog eens nadrukkelijk bevestigd.

 

3. De ontvankelijkheid

De voorzitter overweegt als volgt. Aan verzoeker is op 8 oktober 2021 een bevel beperkingen opgelegd dat onder meer inhoudt dat verzoeker voor de duur van twee weken geen bezoek mag ontvangen, geen telefonische contacten mag onderhouden en geen brieven mag verzenden of ontvangen. Deze beperkingen gelden niet ten aanzien van de raadsman/vrouw. De raadsvrouw betreft – zo is nader door officier van justitie geëxpliciteerd – [raadsvrouw], de raadsvrouw die verzoeker bijstaat in zijn strafza(a)k(en). De directeur dient op grond van artikel 62a Sv zorg te dragen voor de uitvoering van dit bevel.

Naar het voorlopig oordeel van de schorsingsvoorzitter heeft het schorsingsverzoek betrekking op de inhoud van het bevel beperkingen, namelijk op het onderdeel (zoals nader is geëxpliciteerd door de officier van justitie) dat verzoeker geen contact mag hebben met andere advocaten dan met [raadsvrouw]. Dit betreft een beslissing van de officier van justitie en geen beslissing van de directeur als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Verzoeker kan om die reden niet worden ontvangen in zijn verzoek.

 

4. De uitspraak

De voorzitter verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.

 

Deze uitspraak is op 19 oktober 2021 gegeven door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, bijgestaan door mr. Y.P. Schleijpen, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

 

Naar boven