Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1196/TA, 10 september 2007, beroep
Uitspraakdatum:10-09-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bezoek  v

Uitspraak

nummer: 07/1196/TA

betreft: [klager] datum: 10 september 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 8 mei 2007 van de beklagcommissie bij de Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 augustus 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam is klagers raadsvrouw, mr. K.J. Kerdel, gehoord. Klager heeft schriftelijk bericht niet aanwezig te zijn ter zitting. Het hoofd van de
inrichting heeft telefonisch laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. weigering bezoek op 23 januari 2007;
b. bezoek onder toezicht op 17 februari 2007;
c. weigering bezoek op 22 februari 2007.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in onderdeel a en c van het beklag, en onderdeel b van het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De inrichting heeft niet aangetoond dat de echtgenote van klager een gevaar loopt indien zij bij klager op bezoek komt. Weliswaar was zij het
slachtoffer van het indexdelict, maar dat vond 10 jaar geleden plaats. Sindsdien heeft klager geen strafbare feiten gepleegd of anderszins grensoverschrijdend gedrag getoond. De echtgenote heeft klager vanaf mei 2003 tot en met september 2006 bezocht,
zonder dat er sprake was van toezicht. Klager had een ruime bezoekregeling. Nu is de bezoekregeling beperkt tot een bezoek in het weekend voor één uur.
De beslissing tot het opleggen van bezoekbeperkingen is op onjuiste gronden genomen. Na de mededeling dat klager zou worden aangemeld voor de longstay, heeft de echtgenote van klager de tijd genomen om zich te bezinnen op de toekomst met klager. Dat is
een volkomen normale reactie. Zij heeft dat op 23 oktober 2006 aan de inrichting medegedeeld. De persoon met wie zij heeft gesproken, heeft het gesprek in een totaal verkeerde context weergegeven. Hij heeft het gesprek geïnterpreteerd als zou zij een
echtscheiding willen. Dat is niet juist; er waren geen spanningen in het huwelijk. Deze beslissing van oktober 2006 is pas op 23 januari 2007 aan klager mondeling medegedeeld. De beperkingen zijn hem nooit eerder meegedeeld, wat onzorgvuldig is.
Klagers
echtgenote heeft uiteindelijk besloten bij klager te blijven.

De beklagcommissie heeft ten onrechte overwogen dat geen sprake is van beklagwaardige beslissingen. Het mondelinge verzoek van klager dient wel degelijk te worden bestempeld als een bezoekaanvraag. Op 23 januari 2007 werd het bezoek eerst geweigerd,
later werd medegedeeld dat de echtgenote van klager uitsluitend onder toezicht op bezoek zou mogen komen. Dit is niet een algemeen standpunt – zoals de beklagcommissie stelt - doch een op de persoon van klager gerichte mededeling. Weliswaar is niet
komen vast te staan dat op 22 februari 2007 het bezoek is geweigerd, doch wel dat door het hoofd van de inrichting is medegedeeld dat het bezoek slechts onder toezicht zou kunnen plaatsvinden. Klager verwijst naar de in zijn klaagschriften weergegeven
standpunten.

De beklagcommissie heeft na de in artikel 65 Bvt genoemde termijn, een beslissing genomen. De beklagcommissie heeft ten onrechte geen tegemoetkoming vastgesteld.
Klager wenst daarnaast een tegemoetkoming voor elk onterecht begeleid bezoek van € 50,=.

Het hoofd van de inrichting heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
In artikel 68, eerste lid, Bvt wordt vermeld dat de beklagcommissie binnen een termijn van vier weken uitspraak doet, welke termijn in bijzondere omstandigheden met ten hoogste vier weken kan worden verlengd. De beroepscommissie acht het zeer wenselijk
dat binnen de in artikel 68 Bvt vermelde termijn wordt beslist. De wetgever heeft echter geen gevolgen verbonden aan overschrijding van deze termijn.

a en c.
Op grond van artikel 37, eerste lid, Bvt heeft de verpleegde het recht ten minste gedurende een uur per week op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen bezoek te ontvangen. In de huisregels worden regels gesteld omtrent het aanvragen van
bezoek. In onderdeel 7.3.1 van de huisregels van de Pompekliniek is bepaald dat een verzoek om bezoek schriftelijk moet worden kenbaar gemaakt aan de zorgmanager.
Op grond van artikel 37, vierde lid jo. artikel 35, derde lid, onder d, Bvt kan het hoofd van de inrichting bepalen dat tijdens het bezoek toezicht wordt uitgeoefend indien dit noodzakelijk is met oog op de bescherming van slachtoffers of anderszins
betrokkenen bij door een verpleegde begane misdrijven.

In zijn verweerschrift van 30 maart 2007 voor de beklagcommissie, stelt het hoofd van de inrichting dat er geen (schriftelijke) aanvraag is ingediend. Wel is op 23 januari 2007 aan klager medegedeeld dat als klagers echtgenote op bezoek zou komen, dit
bezoek onder toezicht zou plaatsvinden. Verder is op 22 februari 2007 aan klagers echtgenote medegedeeld dat uitbreiding van het bezoek pas mogelijk zou zijn na een gesprek met de inrichting.
Gelet op de omstandigheid dat het in onderhavige zaak gaat om een hervatting van het bezoek dat voor een langere periode niet heeft plaatsgevonden, kan naar het oordeel van de beroepscommissie de enkele verwijzing naar het formele vereiste van een
schriftelijke aanvraag niet leiden tot de niet-ontvankelijkheid van klager. Klager heeft de mededelingen van het hoofd van de inrichting kunnen aanmerken als een beslissing op zijn aanvraag tot hervatting van het bezoek. De beklagcommissie had klager
derhalve ontvankelijk moeten verklaren in zijn beklag. Het beroep is in zoverre gegrond. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

Omtrent de opgelegde beperkingen overweegt de beroepscommissie dat het hoofd van de inrichting de mededeling van klagers partner op 23 oktober 2006 aan een medewerker van de inrichting, heeft kunnen aangrijpen om de bezoekregeling van klager te
beperken. Nadat aan klager mededelingen zijn gedaan omtrent een mogelijke longstayplaatsing heeft de echtgenote van klager een echtscheiding overwogen. De stelling van klager in beroep dat dit een onjuiste interpretatie is van het gesprek van 23
oktober
2006, is niet aannemelijk, temeer omdat klager zelf tijdens de procedure voor de beklagcommissie heeft aangegeven dat zijn echtgenote een echtscheiding heeft overwogen. De echtgenote van klager is slachtoffer van het indexdelict. In dat licht is het
geenszins onredelijk dat het hoofd van de inrichting elk risico wil uitsluiten. De beslissingen van het hoofd van de inrichting waren derhalve, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk. Het beklag is derhalve
ongegrond.

b.
Op dezelfde gronden als hiervoor overwogen, kan hetgeen in beroep is aangevoerd naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep wat betreft de onderdelen a en c gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag ongegrond.
Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.

De beroepscommissie verklaart het beroep wat betreft onderdeel b van het beklag ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, drs. J.R. van Veldhuizen en mr. Y.A.J.M. van Kuijck, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 10 september 2007

secretaris voorzitter

Naar boven