Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1775/GB, 7 september 2007, beroep
Uitspraakdatum:07-09-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1775/GB

betreft: [klager] datum: 7 september 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.L.J. Jansen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 1 juni 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsman mr. S.L.J. Jansen, op 24 augustus 2007 door een lid van de Raad gehoord. Het daarbij verhandelde is door een tolk in de Italiaanse taal vertaald.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot verlenging van klagers verblijf als preventief gehechte in de extra beveiligde inrichting (EBI) Nieuw Vosseveld te Vught.

2. De feiten
Klager is sedert 24 november 2006 gedetineerd. Hij verbleef op de landelijke afzonderingsafdeling Nieuw Vosseveld te Vught. Op 22 december 2006 is klager in de EBI geplaatst.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de beslissing zijn verblijf in de EBI te verlengen als volgt toegelicht.
Als gevolg van het verzoek van Italië om klager extra streng te bewaken, verblijft klager in de EBI. De verdachtmakingen van Italië worden echter niet met stukken onderbouwd. Klager zou lid zijn van de Camorra, maar waaruit dit kan worden opgemaakt, is
niet gebleken. Hij zou veroordeeld zijn voor moord, maar van dit feit is hij juist vrijgesproken. Van EU-landen mag worden verwacht dat zij geen onzinnig verzoek aan Nederland doen, maar in het geval van Italië is er twijfel gerezen. Verwezen wordt
naar
hetgeen is geschied in de zaak van een andere gedetineerde in wiens zaak door Italië is verzocht hem in een extra streng regime te plaatsen maar in Italië is hij in een normaal regime geplaatst en bijna in vrijheid gesteld. Klager is gedetineerd op
grond van een voorlopige hechtenis in een Nederlandse strafzaak. Hij wordt ervan verdacht in harddrugs te hebben gehandeld maar er zijn enkel softdrugs aangetroffen. Deze strafzaak zal in september pro forma behandeld worden. Er loopt een onderzoek bij
de rechter-commissaris maar dat schiet niet op. In februari 2007 is er een verzoek om rechtshulp verzonden. Gezien de zeer zware beperkingen, welke een verblijf in de EBI met zich meebrengt, dient wederom bezien te worden of de omstandigheden, die
geleid hebben tot zijn plaatsing in de EBI nog onverkort van kracht zijn. Inmiddels is er ten aanzien van klager meer informatie beschikbaar. Uit het verslag van functioneren van klager in de inrichting volgt dat klager zich keurig gedraagt en op geen
enkele wijze aanleiding geeft om te vermoeden dat hij een extreem vluchtgevaar of iets dergelijks zou opleveren. De screening van zijn drie jaar oude dochter was een nogal overtrokken procedure. In de rapportage wordt erkend dat er geen directe
aanwijzingen zijn die wijzen op vluchtgevaar en dat de grondslag van de EBI-plaatsing van klager uitsluitend gelegen is in het feit dat wanneer hij zou ontsnappen dit zou leiden tot een ernstige vorm van maatschappelijke onrust alsmede tot een zeer
ernstig geschokte internationale rechtsorde. Klager verblijft in de EBI omdat hij wanneer hij zou ontvluchten dit zou leiden tot gezichtsverlies van Italië. Nederland wil Italië van dienst zijn. Italië heeft gevraagd om klager extra streng te
beveiligen
omdat hij een belangrijk en gevaarlijk maffioos zou zijn. Klagers dochter en partner verblijven inmiddels weer in Italië. Klager heeft vanaf zijn aanhouding op 24 november 2006 zijn familie niet meer kunnen ontmoeten zonder dat hij van hen gescheiden
werd door een dikke glasplaat en nauwelijks normale rechtsbijstand ontvangen. Het verstoken blijven van enig fysiek contact met zijn familie valt klager zwaar. Klagers dochter heeft psychische problemen. Om die reden kan er geen bezoek achter glas
plaatsvinden. Het bezoek zal haar waarschijnlijk meer kwaad dan goed doen. Voorgesteld is vanuit de EBI om het bezoek zonder glasplaat en onder toezicht te laten plaatsvinden. Klager zou dan zijn dochtertje enkel een hand mogen geven maar dat is niet
genoeg. Zijn partner brengt hem wel eens een bezoek.
De omstandigheden zijn zodanig dat het complete gebrek aan informatie van de zijde van Italië en de aanwijzingen, dat één en ander daar niet bepaald vlekkeloos verloopt, niet langer kunnen rechtvaardigen dat klager in een zeer streng EBI-regime
verlijft, mede gezien de vergaande beperkingen op zijn grondrechten, waaronder artikel 8 EVRM.

3.2. In het selectievoorstel van de directeur van de EBI is aangegeven dat klager nog steeds wordt gezien als een van de ‘kopstukken’ binnen de Italiaanse maffia. Naast de betrokkenheid in een Nederlands onderzoek hebben de Italiaanse autoriteiten
ook meer dan buitengewone interesse voor hem. Er zijn bij de rechtbank te Amsterdam diverse Europese aanhoudingsbevelen aanwezig. Op basis van de verdenkingen in Nederland en Italië moet bij veroordeling gedacht worden aan een zeer lange
gevangenisstraf. Uit de ambtelijke informatie wordt duidelijk dat klager gezien wordt als een sleutelfiguur binnen de Camorra. In deze gewelddadige maffiaorganisatie zijn veel mensen, wapens, geld, macht en middelen voorhanden. Gezien dit alles en het
feit dat klager mogelijk een zeer lange gevangenisstraf te wachten staat en daardoor veel te verliezen heeft, is er rondom klager sprake van een verhoogd veiligheidsrisico. Ondanks het feit dat er geen directe aanwijzingen zijn die wijzen op
vluchtgevaar zou een eventuele ontvluchting leiden tot een zeer ernstige vorm van maatschappelijke onrust alsmede een zeer ernstig geschokte internationale rechtsorde. Al met al voldoende argumenten om geen enkel risico te lopen met klager. Geadviseerd
wordt om het verblijf van klager in de EBI te handhaven en daarmee klagers EBI-status te verlengen.

3.3. De selectiefunctionaris, die klager op 30 mei 2007 in de EBI heeft gesproken in het kader van het voorstel tot verlenging van klagers verblijf in de EBI, heeft het volgende bericht.
Klager verblijft relatief kort in de EBI, sinds 22 december 2006. De ambtelijke informatie die leidde tot plaatsing van klager in de EBI is onveranderd maar concreter geworden met betrekking tot de verzoeken om uitlevering. Geadviseerd wordt om het
verblijf van klager in de EBI te verlengen.

3.4. De selectiefunctionaris heeft bericht dat de noodzaak tot handhaving van klager in de EBI aan de orde is geweest in de vergadering van de adviescommissie EBI van 31 mei 2007. Uit de beschikbare informatie bleek dat klager moet worden
gekwalificeerd als vluchtgevaarlijk. Hij wordt verdacht van ernstige delictplegingen zowel in Nederland als in Italië. In het verlengde daarvan zal klager mogelijk worden geconfronteerd met gevangenisstraffen van lange duur. Klager zal mogelijk worden
overgeleverd aan Italië. Een eventuele ontvluchting van klager zou leiden tot grote maatschappelijke onrust en tot een ernstig geschokte rechtsorde.
De adviescommissie EBI adviseerde klager te handhaven in de EBI. De selectiefunctionaris heeft daartoe bij schrijven van 1 juni 2007 beslist.

4. De beoordeling
4.1. De EBI Nieuw Vosseveld is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap, een individueel regime en een extra beveiligingsniveau.

4.2. Op grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI) verder de Regeling, kunnen in de extra beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die:
a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of
b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.

4.3. Artikel 26 van voornoemde Regeling noemt de voorwaarden die in acht worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.

4.4. Klager verblijft in voorlopige hechtenis in verband met verdenking van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. In klagers woning is onder meer 2,3 miljoen euro en een revolver met munitie aangetroffen. Uit de GRIP-rapportage van 11
december 2006 volgt dat informatie van Interpol Rome is verkregen dat klager een sleutelfiguur is binnen de Camorra, de Napolitaanse maffia, en lid is van een clan die bekend staat als de [...]. Klager heeft in Italië onder meer antecedenten voor wat
betreft criminele samenspanning, van het type Camorra, en deelname aan een criminele organisatie met als doel internationale drugshandel. De rechtbank te Napels heeft meerdere bevelen tot bijzondere observatie van klager uitgevaardigd omdat hij als
zeer
gevaarlijk wordt aangemerkt. Daarbij komt dat Italië inmiddels om de overlevering van klager heeft verzocht.

4.5. De beroepscommissie komt, de hiervoor genoemde omstandigheden tezamen en in onderling verband bezien, tot het oordeel dat in redelijkheid kan worden geconcludeerd dat klager nog steeds bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico
vormt. Het terzake door en namens klager gevoerde verweer doet hier niet aan af.
Klager valt in de onder 4.2 bedoelde categorie b.
De beroepscommissie komt, gelet op het vorenstaande, tot het oordeel dat de beslissing klagers verblijf in de EBI te verlengen niet in strijd is met de wet en, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk
kan
worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 7 september 2007

secretaris voorzitter

Naar boven