Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1435/GA, 7 september 2007, beroep
Uitspraakdatum:07-09-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1435/GA

betreft: [klager] datum: 7 september 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. V.C. van der Velde, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 mei 2007 van de beklagcommissie bij het huis van bewaring (h.v.b.) Almere-Binnen te Almere,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 juli 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen. Amsterdam, is klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. V.C. van der Velde gehoord.
De directeur van het h.v.b. Almere-Binnen heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van twee dagen uitsluiting van deelname aan de arbeid, wegens het te laat gereed staan voor de arbeid; en
b. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van zeven dagen wegens het niet willen meewerken aan een interne overplaatsing, zulks in verband met een conflict met een medegedetineerde.

De beklagcommissie heeft onderdeel a van het beklag ongegrond verklaard en klager ten aanzien van onderdeel b van het beklag niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag. Een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van onderdeel a van het beklag:
Anders dan door de beklagcommissie werd aangenomen, wilde klager wel naar de arbeid gaan maar had hij last van een stofallergie. Hem wordt tegengeworpen dat hij dit niet zou hebben aangegeven toen hij in de inrichting werd geplaatst. Aan klager is op
de
arbeid weliswaar een stofkapje gegeven maar dat was volstrekt onvoldoende om klagers klachten weg te nemen. Klager heeft daarom niet geweigerd om deel te nemen aan de arbeid. Klager heeft toen hij in de inrichting binnen kwam niet gesproken over zijn
stofallergie. Hij heeft na een dag op de werkzaal aan de werkmeester gevraagd of hij overgeplaatst kon worden naar een andere werkzaal. De directeur heeft tegen klager de daaropvolgende dag gezegd dat klager met de inrichtingsarts moest spreken over
die
allergie. Klager ging er toen vanuit dat hij moest wachten op een oproep van de medische dienst voor zijn klachten. Vervolgens heeft hij twee weken gewacht op de arts. De arts is echter nooit gekomen.
Ten aanzien van onderdeel b van het beklag:
Klager is van mening dat hij ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. De uitreiking van de schriftelijke mededeling van de opgelegde ordemaatregel is volgens klager pas na 18 januari 2007 gebeurd. Daarnaast geldt overigens nog dat klager nooit de
bedoeling heeft gehad om iemand te bedreigen. Toen klager op de E-afdeling werd geplaatst, werd hem gezegd dat hij zich niet afzijdig moest houden maar contact moest zoeken met andere gedetineerden. Klager was op 7 januari 2007 in de afdelingskeuken en
zette daar toen iets in de oven. Er kwam een andere gedetineerde en deze vroeg of hij zijn cake ook in de oven mocht zetten. Toen klager later terugkwam, bleek dat klagers vlees op de grond gegooid was. Klager heeft die medegedetineerde toen
aangesproken en gezegd dat dit niet meer mocht gebeuren. De medegedetineerde zei toen dat hij niets met klager te maken had en dat hij langer dan klager in de gevangenis verbleef. Vervolgens kwamen de bewaarders en toen werd klager ingesloten. Klager
is
toen door de directeur gezien en hem is toen de onderhavige disciplinaire straf opgelegd. Nadat de disciplinaire straf was afgelopen, is klager overgeplaatst naar een andere afdeling.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a van het beklag:
Klager heeft aangegeven problemen te hebben gehad met de aard van de werkzaamheden op de werkzaal waar hij tewerk werd gesteld. Die problemen hadden te maken met een stofallergie. De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk geworden dat klager die
gezondheidsproblemen bij de directeur heeft aangekaart en dat hem toen is verteld dat hij de inrichtingsarts diende te bezoeken met zijn klachten. Voorts wordt aannemelijk geacht dat klager vervolgens veertien dagen heeft gewacht op een oproep voor een
consult bij de inrichtingsarts. Dat consult heeft – om voor de beroepscommissie onduidelijke redenen – nimmer plaatsgevonden. De directeur heeft ten aanzien van de medische verzorging, althans de toegang daartoe, een zorgplicht. Nu niet aannemelijk is
geworden dat de directeur aan die zorgplicht heeft voldaan, is de beslissing om aan klager een disciplinaire straf op te leggen onredelijk en onbillijk. De beroepscommissie neemt daarbij in aanmerking dat niet aannemelijk is geworden dat het achterwege
blijven van het medisch onderzoek naar klagers aandoening op enigerlei wijze kan worden verweten aan klager. Gelet daarop dient het beklag alsnog gegrond te worden verklaard.

De beroepscommissie zal, nu de gevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, aan klager een financiële tegemoetkoming toekennen. Zij zal de hoogte van die tegemoetkoming vaststellen op € 10,=

Hetgeen in beroep naar voren is gebracht ten aanzien van onderdeel b van het beklag kan niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagcommissie. Dit onderdeel van het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a van het beklag gegrond , vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.
Zij verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel b van het beklag ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, dr. G.J. Fleers en dr. M. Kooyman, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 7 september 2007

secretaris voorzitter

Naar boven