Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1390/GA, 7 september 2007, beroep
Uitspraakdatum:07-09-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1390/GA

betreft: [klager] datum: 7 september 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de gevangenis van de locatie Dordtse Poorten te Dordrecht,

gericht tegen een uitspraak van 23 mei 2007 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 juli 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager en [...] en [...], beiden unit-directeur bij de locatie Dordtse Poorten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft – voor zover in beroep nog aan de orde – de verplichting om mee te werken aan een plaatsing in een meerpersoonscel.

De beklagcommissie heeft – voor zover in beroep aan de orde – het beklag gegrond verklaard en bepaald dat klager op 25 mei 2007 zal worden teruggeplaatst naar de inkomstenafdeling en niet meer zal worden voorgedragen voor plaatsing in een
meerpersoonscel maar zo spoedig mogelijk zal worden geplaatst op een éénpersoonscel, één en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is bij binnenkomst in de inrichting besproken in het multidisciplinair overleg. Daaruit kwam naar voren dat er geen contra-indicaties waren en dat klager geschikt is voor plaatsing in een meerpersoonscel. Omdat klager weigerde mee te werken aan
zijn plaatsing in een meerpersoonscel, is hem vervolgens een aantal malen een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel opgelegd. De beklagcommissie heeft aangeven dat in dit geval een disciplinaire straf opgelegd had moeten
worden in plaats van de ordemaatregel. De directeur geeft aan dat hij het in zoverre eens is met de beklagcommissie. Het beroep is daarom niet gericht tegen de gegrondverklaring van het beklag tegen die ordemaatregelen. De beklagcommissie stelde voorts
dat dertig dagen in afzondering of een strafcel een harde termijn is. Na ommekomst van die periode zou een gedetineerde niet meer in aanmerking hoeven te komen voor plaatsing in een meerpersoonscel. Daar kan de directeur zich niet mee verenigen. Dat
zou
immers betekenen dat een gedetineerde een keuze zou kunnen maken. Uitgangspunt voor plaatsing in een meerpersoonscel is echter dat in beginsel eenieder geschikt is voor een dergelijke plaatsing, tenzij gebleken is van contra-indicaties. Een verblijf
van
een bepaalde duur in een straf- of afzonderingscel is echter niet zo een contra-indicatie. Bij klagers voorgenomen plaatsing in een meerpersoonscel is gekeken naar voor hem geschikte medegedetineerden. Klager bleef zich echter verzetten tegen een
dergelijke plaatsing. De gedragsdeskundigen van de inrichting kennen de rapportage omtrent klager van het Penitentiair Selectiecentrum (PSC). De inrichtingsdeskundigen hebben aangegeven dat er geen contra-indicatie was. Inmiddels is er overleg geweest
met de selectiefunctionaris voor een eventuele overplaatsing, maar daartoe bestaat feitelijk geen aanleiding. Klager heeft inmiddels, omdat hij nog steeds zijn medewerking weigert, tweemaal dertig dagen in een strafcel verbleven. De directeur wil een
uitspraak van de beroepscommissie op dit punt omdat de beklagcommissie nu een blokkade heeft opgeworpen voor de plaatsing van gedetineerden in een meerpersoonscel.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager verblijft sinds 22 juli 2007 weer op de inkomstenafdeling van de locatie De Dordtse Poorten. Voordien heeft hij vanaf 23 juni 2007 in een strafcel verbleven. Klager heeft nog negen jaar detentie te gaan. Klager wil niet in een meerpersoonscel
geplaatst worden. Hij is in Curaçao veroordeeld en heeft daar een deel van zijn detentie doorgebracht. Daar heeft hij veel meegemaakt. Dat was voor hem de reden om te verzoeken de straf in Nederland te mogen uitzitten. Hij wil voorkomen dat er
problemen
ontstaan. Klager is bang dat er, als hij met een ander in een meerpersoonscel moet verblijven, problemen ontstaan en dat hij zichzelf dan niet meer in de hand kan houden. Klager heeft geprobeerd zijn problemen met de inrichtingspsycholoog te bespreken.
Hij heeft daarvoor echter niet de kans gekregen. Er is inderdaad gezocht naar een medegedetineerde die met klager een cel wilde delen. Toen was het echter al zover, dat klager daar geen zich meer in had. Als klager op Curaçao niet die eerdere problemen
met celgenoten had gehad, zou hij zonder problemen naar een meerpersoonscel zijn gegaan. Omdat hij bekend is met de problemen die ontstaan, wil klager dat risico niet nemen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie is van oordeel dat de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover in beroep aan de orde, niet in stand kan blijven. Zij overweegt daartoe dat het uitgangspunt van de beklagcommissie, inhoudende dat, indien een gedetineerde in
verband met de weigering om mee te werken aan een plaatsing in een meerpersoonscel gedurende één maand in een afzonderings- dan wel een strafcel heeft verbleven, dit gelijkgesteld moet worden met drie maanden verblijf op een meerpersoonscel en dat de
betreffende gedetineerde in dat geval op een éénpersoonscel dient te worden geplaatst niet houdbaar is. Een dergelijk uitgangspunt zou immers tot gevolg hebben dat een gedetineerde in voorkomende gevallen de keuzemogelijkheid geboden wordt tussen een
drie maanden durend verblijf in een meerpersoonscel enerzijds en een verblijf in een straf- of afzonderingscel voor de duur van één maand anderzijds. Die keuzevrijheid verdraagt zich niet met het (wettelijk) uitgangspunt dat gedetineerden in een
meerpersoonscel worden geplaatst, tenzij er sprake is van één of meer contra-indicaties voor een dergelijk verblijf.
De directeur dient derhalve een belangenafweging te maken bij zijn beslissing om een gedetineerde al dan niet te plaatsen in een meerpersoonscel.
Het beroep van de directeur zal daarom, het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, gegrond worden verklaard, de beslissing van de beklagcommissie zal, voor zover in beroep aan de orde, worden vernietigd en dit onderdeel van het beklag zal
alsnog ongegrond worden verklaard.

De beroepscommissie overweegt nog het volgende. In het geval van klager bestaat – mede gelet op klagers specifieke detentieachtergrond – op zich gerede twijfel omtrent zijn geschiktheid voor plaatsing in een meerpersoonscel. Het verdient daarom
aanbeveling om nader advies te vragen omtrent klagers geschiktheid voor een dergelijke plaatsing. Daarbij kan gedacht worden aan een – daarop gericht – nader advies van het PSC.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt – voor zover in beroep aan de orde – de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag in zoverre alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, dr. G.J. Fleers en dr. M. Kooyman, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 7 september 2007

secretaris voorzitter

Naar boven