Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1088/TA, 6 september 2007, beroep
Uitspraakdatum:06-09-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1088/TA

betreft: [klager] datum: 6 september 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van de Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 17 april 2007 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 juli 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam is [...], namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting gehoord. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij geen
gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord. De raadsman van klager, mr. J.C. de Goeij, heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid voor aanvang van de
zitting zijn opmerkingen schriftelijk aan de beroepscommissie kenbaar te maken.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft - voor zover in beroep aan de orde - de verplichting corveetaken te verrichten.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het uitvoeren van huishoudelijke werkzaamheden die betrekking hebben op de ruimten waar klager verblijft is verplicht op
grond van artikel 46, eerste lid, onder b, Bvt en de afdelingsregels van de afdeling waar klager verblijft. Indien klager onterecht weigert deze werkzaamheden uit te voeren, wordt hij ingesloten op zijn kamer. De corveelijsten worden opgemaakt teneinde
het leven op de afdeling ordelijk (en hygiënisch) te laten verlopen. Indien klager weigert zijn taken uit te voeren heeft dat ook zijn uitwerking op de medepatiënten en de voor de behandeling benodigde rust. In klagers geval wordt rekening gehouden met
de omstandigheid dat hij rugklachten heeft en daardoor beperkt is in de uitvoering van zware lichamelijke arbeid. Klager wordt door de huisarts ongeschikt geacht voor dergelijke zwaardere lichamelijke arbeid (hij werkte in de kliniektuinen).
De corveetaken op de afdeling bestaan uit huishoudelijke werkzaamheden. De medische dienst heeft geoordeeld dat klagers ongeschiktheid voor het werk in de tuinen, niet tevens betekent hij geen lichte werkzaamheden kan uitvoeren. De medische dienst kan
niet aangeven welke taken klager wel en welke taken hij niet kan uitvoeren. Dit wordt overgelaten aan de medewerkers van de inrichting.
Het hoofd van de inrichting meent dat het afdelingspersoneel wel bekwaam is om een dagelijkse inschatting te maken of klager huishoudelijke werkzaamheden kan verrichten. De sociotherapeuten zijn dagelijks met klager bezig. Op ‘goede’ dagen gebruikt
klager zijn hometrainer en roeiapparaat en klust hij in de patio-tuin. Op dergelijke momenten kan hij ook ‘een doekje over de tafel halen’. Bovendien zijn enkele sociotherapeutisch medewerkers tevens verpleegkundige waardoor zij een dergelijke
inschatting ontegenzeggelijk kunnen maken. De huisarts of medische dienst hoeft niet voor iedere huishoudelijke klus om een onderzoek en toestemming te worden verzocht. Klager wenst in het geheel geen corveetaken te verrichten omdat hij dit ziet als
een
vorm van dwangarbeid. Hij wenst geen instructies aan te nemen. Klager verzet zich tegen het systeem. Hij verdenkt iedereen van discriminatie. Dit heeft invloed op de groep. Het verrichten van corveetaken is onderdeel van het sociotherapeutisch klimaat
en de behandeling van klager. Klager heeft weinig uitwisseling met andere patiënten uit de groep.

Klagers raadsman heeft – zakelijk weergegeven - verzocht om aanhouding van de mondelinge behandeling van het beroep. Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep verder niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klagers raadsman om de mondelinge behandeling van het beroep aan te houden af.

Artikel 46, eerste lid, aanhef en onder b, Bvt houdt in dat de verpleegde niet verplicht is binnen de inrichting werkzaamheden te verrichten, behoudens werkzaamheden van huishoudelijke aard die betrekking hebben op de ruimten waar zij verblijven, de
persoonlijke verblijfsruimte daaronder begrepen.
In een e-mailbericht van 22 december 2006 schrijft de zorgmanager van de medische dienst het volgende omtrent klager: “ (...) Dat hij dusdanige rugklachten heeft dat hij niet hoeft te werken op de delta. (...) Dat wil niet zeggen dat hij geen lichte
werkzaamheden kan uitvoeren. Het gaat te ver voor de medische dienst/huisarts om te zeggen dat hij bijvoorbeeld niet mag dweilen maar wel kan afwassen. Dat gaat vooral op geleide van het beeld zoals ze dat noemen. Veel klachten dan even rustig aan
doen.
Gaat het even wat beter dan kan en mag je ook wat meer. Helaas kunnen wij hier verder dus weinig uitspraken over doen. Dit stuk ligt bij het gezonde verstand van de afdeling”.

De beroepscommissie is van oordeel dat de sociotherapeuten voldoende in staat moeten worden geacht te kunnen beoordelen of klager corveetaken kan verrichten. Zij begeleiden klager dagelijks. Enkele sociotherapeuten zijn tevens verpleegkundige. Door
klager te verplichten corveetaken te verrichten, zijn geen rechtswaarborgen geschonden. De verplichting berust op een uitdrukkelijk wettelijke bepaling en past binnen de verpleging en verzorging van de tbs-gestelde. De beslissing van het hoofd van de
inrichting is derhalve niet onredelijk of onbillijk. Het beroep is mitsdien gegrond.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart. het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart. het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. I.E. de Vries, voorzitter, dr. F. Koenraadt en drs. B. van Dekken, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 6 september 2007

secretaris voorzitter

Naar boven