Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1077/GA, 5 september 2007, beroep
Uitspraakdatum:05-09-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1077/GA

betreft: [klager] datum: 5 september 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 19 april 2007 van de beklagcommissie bij het huis van bewaring/ISD (h.v.b./ISD) Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 juli 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is klager gehoord.
De directeur van het h.v.b./ISD de Schie heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en bij die gelegenheid tevens om aanhouding van de behandeling van het beroep verzocht.

Van het horen van klager is verslag opgemaakt, welk verslag aan klager en de directeur is toegezonden. Aan de directeur is daarbij verzocht om schriftelijk op dat verslag te reageren. De directeur heeft op 6 augustus 2007 schriftelijk gereageerd. Een
kopie van die reactie is aan verzoeker ter kennisneming toegezonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van zeven dagen, met cameratoezicht, in verband met de eigen veiligheid van klager wegens de vermoedelijke inname van contrabande tijdens bezoek.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is direct na aanvang van het bezoek uit de bezoekzaal gehaald door het dienstdoende personeel. Hij had op dat moment bezoek van een vriend. Omdat hij die vriend al langere tijd niet had gezien, heeft hij hem een hand gegeven en drie zoenen
gegeven. Zijn vriend ging zijn jas ophangen aan de kapstok en toen werd klager aangesproken door een penitentiair inrichtingswerkster. Zij beschuldigde klager ervan drugs in ontvangst genomen te hebben. Klager heeft toen beide handen aan die
p.i.w.-ster getoond om aan te geven dat hij niets bij zich had. Klager heeft toen ook niets in zijn mond gestopt. Klager is vervolgens naar de afzonderingsafdeling overgebracht. Het zich daar bevindende toilet heeft een zeef en ook was daar
cameratoezicht. Klager vermoedt dat de betreffende p.i.w.-ster klager niet mag. Hij heeft eerder in de inrichting verbleven en ook toen deed zij moeilijk tegen klager. Hij weet niet wat daar de reden voor is. Klager is toen overigens niet kwaad
geworden, maar heeft volledig meegewerkt. Klager is overigens ook nog gevisiteerd voordat hij naar de afzonderingscel werd overgebracht. Klager begrijpt niet waarom dit alles is gebeurd. Overigens heeft de betreffende vriend van klager nooit een
bezoekontzegging gehad.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – nader schriftelijk toegelicht.
Anders dan klager stelt, heeft hij volgens het dienstdoende personeelslid slechts één hand aan dat personeelslid getoond en geweigerd zijn andere hand desgevraagd te tonen. Reden om aan klager te vragen zijn handen te tonen was, dat was waargenomen dat
hem bij het bezoek iets was toegestopt. Hierop is het bezoek afgebroken en is klager in een observatiecel geplaatst. Klager is toen gevisiteerd in het kader van zijn plaatsing in een observatiecel. Aan klager is verslag aangezegd in verband met dit
voorval, er is geen andere reden voor geweest. De betreffende bezoeker heeft kort voor de voorval al eens een ontzegging van de toegang tot de inrichting voor drie maanden gehad omdat hij weigerde mee te werken aan een controle met een drugshond.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich mede door de aanvullende reactie van de directeur voldoende ingelicht om thans op het beroep te kunnen beslissen. Het verzoek van de directeur om aanhouding van de behandeling zal daarom worden afgewezen.

Klager is op 19 maart. 2007 voor zijn eigen veiligheid in afzondering in een afzonderingscel, met cameratoezicht geplaatst. Reden voor de oplegging van die ordemaatregel was de verdenking dat klager tijdens het bezoek contrabande had ingenomen. Gelet
op
de bevindingen van het verslagleggend personeelslid is die verdenking op goede gronden tot stand is gekomen. Zulks rechtvaardigt de beslissing om klager in afzondering te plaatsen. De beroepscommissie verstaat daarbij dat de directeur klager toen niet
heeft gehoord omdat klagers gemoedstoestand zich daartegen verzette. Voor zover de directeur klager ervan heeft verdacht verdovende middelen in te hebben geslikt, had het voor de hand gelegen om een urinecontrole te laten verrichten. Van een dergelijke
urinecontrole is niet gebleken. De beroepscommissie is ambtshalve bekend met het gegeven dat na ommekomst van 48 uren eventueel ingeslikte en niet verteerde voorwerpen, het lichaam langs natuurlijke weg zullen hebben verlaten. Niet is vast komen te
staan dat een dergelijk voorwerp bij klager is aangetroffen. Nu de ordemaatregel is opgelegd voor klagers eigen veiligheid had het – het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien – voor de hand gelegen die maatregel na 48 uren te beëindigen.
Dat maakt dat het langer voortduren van die ordemaatregel onredelijk en onbillijk moet worden geacht. De uitspraak van de beklagcommissie kan daarom niet in stand blijven. De klacht dient alsnog gegrond te worden verklaard voor zover de aan klager
opgelegde ordemaatregel langer heeft geduurd dan 48 uren.

Nu de gevolgen van het gegrondverklaarde deel van de klacht niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, komt aan klager een financiële tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal de hoogte van die tegemoetkoming vaststellen op € 40,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie wijst het verzoek om aanhouding af

De beroepscommissie verklaart. het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart. het beklag alsnog gegrond voor zover de aan klager opgelegde ordemaatregel langer dan 48 uren heeft geduurd. Zij bepaalt dat aan klager een
tegemoetkoming toekomt van € 40,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, dr. G.J. Fleers en dr. M. Kooyman, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 5 september 2007

secretaris voorzitter

Naar boven