Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1263/GV, 3 juli 2007, beroep
Uitspraakdatum:03-07-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1263/GV

betreft: [klager] datum: 3 juli 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 mei 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw, mr. C.P. van Dijk, om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. Door de selectiefunctionaris is aangevoerd dat er adviezen zijn uitgebracht waaruit zou kunnen
worden opgemaakt dat klager niet zou terugkeren van verlof. Klager vraagt zich af welke adviezen dit precies zijn. Voor zover de selectiefunctionaris doelt op het advies van het Openbaar Ministerie (OM), wijst klager op het volgende. Klager heeft op 11
mei 2007 van het bureau selectie en detentiebegeleiding (b.s.d.) van de inrichting waar hij thans verblijft, vernomen dat OM een nieuw advies heeft uitgebracht. Dit advies houdt in dat er geen bezwaar is van de kant van het OM om aan klager verlof te
verlenen, indien het gerechtshof op 21 mei 2007 een eindarrest wijst in de strafzaak van klager. Klager beschikt zelf niet over dit advies, doch neemt aan dat de selectiefunctionaris hier wel over beschikt. Op 21 mei 2007 is inderdaad een eindarrest
gewezen, waardoor in elk geval de bezwaren van het OM tegen het verlenen van verlof niet langer bestaan. Voor zover de selectiefunctionaris doelt op andere adviezen waaruit zou kunnen blijken dat klager na verlof niet zou terugkeren, is klager van
mening dat dit niet voldoende is onderbouwd.
De tweede grond die de selectiefunctionaris aanvoert is dat klager nog niet definitief is afgestraft. Allereerst bepaalt artikel 14 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) dat een gedetineerde in
aanmerking komt voor algemeen verlof indien hij al dan niet onherroepelijk is veroordeeld. Het feit dat de veroordeling van klager nog niet onherroepelijk is, mag naar het oordeel van klager dan ook niet aan hem worden tegengeworpen. Hier komt bij dat
klager weliswaar cassatie heeft ingesteld tegen het door het gerechtshof gewezen arrest, doch in deze procedure zal per definitie geen nader onderzoek plaatsvinden. Een eventueel vermeend collusiegevaar is dan ook geenszins aan de orde. Nu het OM
bovendien heeft geadviseerd dat er niet langer bezwaren bestaan tegen het verlenen van verlof aan klager, vermag klager al helemaal niet in de zien waarom het feit dat zijn veroordeling nog niet onherroepelijk is in de weg staat aan het verlenen van
verlof. Klager is bij voormeld arrest van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren en 347 dagen. Dit betekent dat de fictieve v.i.-datum van klager rond december 2007 ligt. Dat brengt mee dat het fictieve
strafrestant van klager meer dan drie en minder dan twaalf maanden bedraagt. Conform artikel 14, eerste lid, onder b, van de Regeling komt klager in aanmerking voor algemeen verlof en ligt zijn fictieve v.i.-datum niet te ver weg. Klager ontkent met
klem gedurende langere tijd voortvluchtig te zijn geweest in het kader van voormelde strafzaak. Klager heeft enige tijd in het buitenland verbleven, doch dit was voorafgaand aan zijn aanhouding. Op dat moment was bovendien niet aan klager kenbaar
gemaakt dat zijn aanhouding was bevolen. Uit dit verblijf in het buitenland kan dan ook geenszins worden afgeleid dat klager zich aan detentie zou willen onttrekken. Vanaf het moment dat klager is aangehouden heeft hij dit ook nimmer gepoogd.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit de door de selectiefunctionaris verkregen informatie is gebleken dat het OM en de inrichting negatief hebben geadviseerd. Klager is nog niet onherroepelijk veroordeeld en bij de veroordeling in eerste aanleg is de advisering van het OM zwaarwegend.
Daarbij komt dat er wordt gesproken over een langdurige onttrekking aan detentie en een gebrek aan vertrouwen in een goed verloop van het verlof. Gezien de fictieve einddatum van 11 juli 2008 en de informatie van het OM en de inrichting is het te vroeg
om klager verlof te verlenen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis De Geerhorst te Sittard heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te ‘s-Hertogenbosch heeft op 27 december 2006 aangegeven dat klager geruime tijd voortvluchtig is geweest en dat, gelet op klagers proceshouding tot heden, de kans groot is dat hij naar het buitenland
terugkeert. Gelet op de aard van het delict en de omvang van de periode waarbinnen het delict is gepleegd, is het maatschappelijk onverantwoord wanneer klager (wederom) ontvlucht.
Op 10 mei 2007 heeft de advocaat-generaal bij het ressortparket te ‘s-Hertogenbosch aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlofverlening indien op 21 mei 2007 een eindarrest wordt gewezen.

3. De beoordeling
Klager is momenteel preventief gehecht in afwachting van behandeling van zijn strafzaak door de Hoge Raad.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie stelt vast dat het negatieve advies van het OM van 27 december 2006 zwaar heeft gewogen bij de beslissing klager geen algemeen verlof toe te staan. Gelet op de onderbouwing van dat advies en de overigens ten tijde van het nemen van
de beslissing bekende feiten en omstandigheden, was de beslissing om klager geen algemeen verlof toe te staan niet onredelijk of onbillijk. In het kader van de onderhavige beroepsprocedure is een recenter advies van het OM in beeld gekomen en wel het
advies van 10 mei 2007. Dit advies werpt een ander licht op de kwestie. De beroepscommissie zal het beroep van klager dan ook gegrond verklaren en de Minister opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de
beroepscommissie. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.
In dit verband zij nog opmerkt dat het de beroepscommissie is opgevallen dat in het kader van de beoordeling van de aanvraag voor algemeen verlof geen onderzoek is gedaan naar het verlofadres van klager. Daar is althans niet van gebleken. Ook het
negatieve advies van de inrichting en de gestelde voortvluchtigheid, die door klager worden betwist, zijn niet met feiten onderbouwd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van veertien dagen (na ontvangst).

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.G. Bosch, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. de Greef, secretaris, op 3 juli 2007

secretaris voorzitter

Naar boven