Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1433/GA, 5 september 2007, beroep
Uitspraakdatum:05-09-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1433/GA

betreft: [klager] datum: 5 september 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.W. Knoester, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 10 mei 2007 van de beklagcommissie bij de gevangenis Lelystad,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 juli 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J. de Vries, gehoord.
De directeur van de gevangenis Lelystad heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen wegens mogelijke betrokkenheid bij een mishandeling van een medegedetineerde;
b. de overplaatsing vanuit de afzonderingsafdeling van de gevangenis Lelystad naar de afzonderingsafdeling van het huis van bewaring (h.v.b.) Almere-Binnen;
c. de externe tenuitvoerlegging van de onder a genoemde ordemaatregel; en
d. de overplaatsing van een gevangenis- naar een h.v.b.-regime.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Allereerst wordt verwezen naar de inhoud van het beroepschrift. De beklagcommissie is bij de beoordeling van onderdeel a van het beklag kennelijk uitgegaan van de feiten als genoemd door de directeur. Er zou sprake zijn geweest van een incident. Dat
wordt echter door klager ontkend. Klager is vervolgens in afzondering geplaatst voor het verrichten van nader onderzoek. Dat onderzoek heeft, voor klager althans, nooit tot kenbare resultaten geleid. Voorts is klager van mening dat de tenuitvoerlegging
van de afzonderingsmaatregel niet in een andere inrichting had mogen geschieden. Daar is geen beslissing van en ook blijkt niet dat de selectiefunctionaris daaromtrent is geraadpleegd. Klager stond op de nominatie om te worden overgeplaatst naar een
andere afdeling. Omdat werd verwacht dat klager daarbij problemen zou veroorzaken, is hij in afzondering geplaatst. Klager dacht in eerste instantie dat er sprake was van een grap van het personeel. Hij begreep pas later dat hij van bepaalde dingen
werd
verdacht. Dat begreep hij uit het terzake opgemaakte verslag. Klager heeft vervolgens één maand in een afzonderingscel verbleven. Klager heeft toen nooit geweigerd om mee te werken aan een eventuele overplaatsing naar een andere afdeling. Hij heeft
slechts gemeld dat er problemen waren met bepaalde medegedetineerden.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Naar aanleiding van een mishandeling van een medegedetineerde is klager, in verband met zijn vermeende betrokkenheid, in afzondering geplaatst. De directeur heeft tegenover de beklagcommissie aangegeven dat dit geschiedde teneinde verder onderzoek te
plegen naar wat er zich precies had afgespeeld. Op zich acht de beroepscommissie aannemelijk dat door de directeur vermoed kon worden dat klager bij die mishandeling betrokken kon zijn geweest. Dat rechtvaardigde daarom de oplegging van onderhavige
ordemaatregel. Niet is evenwel gebleken van enig feitelijk onderzoek naar de zaak. Daarnaast is niet weersproken dat klager op zich wenste mee te werken aan een overplaatsing maar slechts heeft aangegeven problemen te hebben met een tweetal
gedetineerden waarmee hij niet geconfronteerd wenste te worden. Onder deze omstandigheden was er in de ogen van de beroepscommissie geen aanleiding om die ordemaatregel langer dan – in dit geval – twee dagen te laten duren. Gelet daarop moet worden
geoordeeld dat de duur van de opgelegde ordemaatregel, en mitsdien ook alle daarmee samenhangende beslissingen, onredelijk en onbillijk moet worden geacht. De uitspraak van de beklagrechter kan daarom niet in stand blijven en het beklag dient alsnog
gegrond te worden verklaard ten aanzien van de onderdelen b, c en d. Ten aanzien van onderdeel a geldt dat het beklag gegrond zal worden verklaard ten aanzien van de duur van de opgelegde ordemaatregel, voor zover deze de duur van twee dagen heeft
overstegen.

Nu de gevolgen van de onderhavige ordemaatregel niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, komt aan klager een tegemoetkoming toe. Zij zal de hoogte daarvan bepalen op
€ 120,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie. Zij verklaart het onderdeel a van het beklag gegrond voorzover die ordemaatregel langer heeft geduurd dan twee dagen en verklaart dit onderdeel van het
beklag voor het overige ongegrond. Zij verklaart de onderdelen b, c en d van het beklag gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 120,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, dr. G.J. Fleers en dr. M. Kooyman, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 5 september 2007

secretaris voorzitter

Naar boven