Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21324/GB, 24 september 2021, beroep
Uitspraakdatum:24-09-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/21324/GB

             

Betreft [Klager]

Datum 24 september 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot deelname aan een zogeheten stapeltraject (plaatsing in een Zeer Beperkt Beveiligde Inrichting (ZBBI) gevolgd door deelname aan een penitentiair programma (PP)).

 

Klagers raadsman, mr. D. Nieuwenhuis, heeft op 11 mei 2021 namens klager beroep ingesteld tegen de (fictieve) weigering om op dit verzoek te beslissen.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De beoordeling

Hoewel inmiddels op klagers verzoek (positief) is beslist, zal de beroepscommissie het beroep toch inhoudelijk beoordelen, omdat namens klager is verzocht hem een tegemoetkoming toe te kennen.

 

Op grond van artikel 18, derde lid, in samenhang met artikel 17, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet stelt verweerder de indiener van een met redenen omkleed verzoekschrift strekkende tot plaatsing in dan wel overplaatsing naar een bepaalde inrichting of afdeling of deelname aan een PP, binnen zes weken op de hoogte van zijn met redenen omklede beslissing. Nu klagers verzoek op 12 maart 2021 bij verweerder is binnengekomen en verweerder op 18 mei 2021 een beslissing op het verzoek heeft genomen, is de voorgenoemde termijn overschreden. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard.

 

Nu inmiddels op het verzoek is beslist, zal verweerder niet worden opgedragen alsnog een beslissing te nemen op klagers verzoek. De beroepscommissie ziet ook geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Daartoe overweegt zij als volgt.

 

Hoewel het wenselijk is dat verweerder zo spoedig mogelijk op een verzoek beslist, verbindt de wet geen gevolgen aan het niet-tijdig nemen van een beslissing door verweerder. Voor een tegemoetkoming wegens niet-tijdig beslissen, ziet de beroepscommissie slechts onder bijzondere omstandigheden aanleiding (zie bijvoorbeeld RSJ 18 december 2018, R 18/1683/GB). Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor. Klager heeft weliswaar te kennen heeft gegeven dat hij door het uitblijven van een beslissing niet in april 2021 met een opleiding heeft kunnen starten, maar daartegenover staat dat de beslistermijn tot en met 23 april 2021 liep en er wachtlijsten bestonden voor een plaatsing in een ZBBI. Een start met een opleiding in april 2021 lag, gelet op het voorgaande, dan ook niet voor de hand. Daarbij geldt dat klager niet heeft gespecificeerd per wanneer of tot wanneer hij (in april 2021) de opleiding zou hebben kunnen starten.

 

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

Deze uitspraak is op 24 september 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven