Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6330/GA, 8 december 2021, beroep
Uitspraakdatum:08-12-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/6330/GA

              

Betreft [klager]

Datum 8 december 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft (voor zover in beroep aan de orde) beklag ingesteld tegen:

a.  een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een strafcel, vanwege het weigeren zijn cel in te gaan tijdens ernstige onrust op de afdeling, ingegaan op 5 januari 2020;

b.  de omstandigheid dat klager zijn disciplinaire straf in een strafcel met cameratoezicht moest ondergaan.

De beklagcommissie bij het Detentiecentrum (DC) Rotterdam heeft op 5 maart 2020 de klachten ongegrond verklaard (DC-2020-18). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.[…], verbonden aan het Meldpunt Vreemdelingendetentie, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn gemachtigde en de directeur van het DC Rotterdam (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is het niet eens met de aan hem opgelegde disciplinaire straf, omdat hij geen feiten heeft gepleegd die onverenigbaar zijn met de orde of veiligheid in de inrichting. Er waren minder ingrijpende middelen voorhanden en plaatsing in een isoleercel was niet nodig. Indien opsluiting in eigen cel niet mogelijk was omdat klager op een meerpersoonscel (MPC) zit -  zoals door de beklagcommissie overwogen - dan had klager op een eenpersoonscel van afdeling D (beheersregime) kunnen worden geplaatst. Daarnaast is onvoldoende duidelijk welk gedrag klager vertoonde dat cameratoezicht noodzakelijk maakte. Het opleggen hiervan is verder niet proportioneel, omdat klager alleen zijn cel niet wilde betreden. Het plaatsen in een observatiecel (OBS) maakt dat sprake is van een onrechtmatige privacyschending. Verzocht wordt om een tegemoetkoming van €20,-.

Standpunt van de directeur

De directeur heeft verwezen naar zijn standpunt in beklag en het volgende aangevuld. Hoewel klager in de OBS is geplaatst, is er geen sprake geweest van cameratoezicht. De overweging in de uitspraak van de beklagcommissie waarin staat vermeld dat de straf in een OBS ten uitvoer zou zijn gelegd omdat klager een MPC-indicatie had, is onjuist. Klager moest zijn straf in de OBS uitzitten in plaats van in zijn eigen cel, omdat hij weigerde zijn eigen cel te betreden.

3. De beoordeling

Beklag a

Vooropgesteld wordt dat de beroepscommissie er bij de beoordeling van het beroep van is uitgegaan dat de disciplinaire straf inhield opsluiting in een strafcel voor de duur van twee dagen, en niet – zoals klager in zijn beroepschrift stelt – voor de duur van drie dagen.

Voorts constateert de beroepscommissie dat de beklagcommissie er blijkens de toelichting van de directeur in haar beoordeling ten onrechte van uit is gegaan dat klager in een OBS is geplaatst vanwege zijn MPC-indicatie. Niettemin komt de beroepscommissie evenals de beklagcommissie tot het oordeel dat klagers beklag ongegrond dient te worden verklaard. De beroepscommissie overweegt daartoe dat de directeur in redelijkheid en billijkheid een disciplinaire straf aan klager in een OBS kon opleggen, nu hij weigerde zijn cel te betreden en daarmee een opdracht van het personeel niet heeft opgevolgd.

Gelet hierop kan hetgeen in beroep is aangevoerd naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

Beklag b

Uit de mededeling van de oplegging van de bestreden disciplinaire straf blijkt niet dat aan klager cameratoezicht is opgelegd. De directeur heeft dit in zijn reactie op het beroepschrift bevestigd. De beroepscommissie heeft geen redenen om aan de juistheid van deze inlichtingen te twijfelen. De beroepscommissie gaat er daarom van uit dat de camera in de strafcel niet in werking was toen klager zich daarin bevond. Het beklag mist daarom feitelijke grondslag.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep (ook) in zoverre ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre bevestigen met verbetering en aanvulling van de gronden.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover in beroep aan de orde, met verbetering en aanvulling van gronden.

Deze uitspraak is op 8 december 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uitmr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. R.H. Koning en mr. D.R. Sonneveldt, leden, bijgestaan door mr. D. Boessenkool, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven