Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1210/GB en 07/2005/GB, 5 september 2007, beroep
Uitspraakdatum:05-09-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 07/1210/GB en 07/2005/GB

Betreft: [klager] datum: 5 september 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. A. Beckers, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 26 april 2007 genomen beslissing en een op 23 juli 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissingen
De selectiefunctionaris heeft op 26 april 2007 het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis zonder weekeindverlof van de locatie Bankenbosch te Veenhuizen ongegrond verklaard.
Op 23 juli 2007 heeft de selectiefunctionaris het bezwaarschrift, gericht tegen de beslissing van 6 juli 2007, strekkende tot plaatsing in de gevangenis zonder weekeindverlof van de locatie Bankenbosch te Veenhuizen ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 19 februari 2007 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring te Zwolle. Op 4 april 2007 is hij geplaatst in de locatie Bankenbosch, in een unit van de gevangenis zonder weekeindverlof te Veenhuizen, waar een regime van algehele
gemeenschap geldt. Bij beslissing van de selectiefunctionaris van 25 mei 2007 is beslist tot klagers overplaatsing naar de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Veenhuizen. Die overplaatsing is niet geëffectueerd. Bij beslissing van 6 juni 2007 is de
beslissing van 25 mei 2007 ingetrokken en is klager andermaal geselecteerd voor plaatsing in de locatie Bankenbosch, in een unit van de gevangenis zonder weekeindverlof te Veenhuizen. Het tegen die laatste beslissing ingediende bezwaarschrift is bij
beslissing van 23 juli 2007 ongegrond verklaard.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is niet naar een beperkt beveiligde inrichting overgeplaatst omdat hij niet mee wilde werken aan een TR-traject. Klager heeft naar aanleiding van voorlichting van een medewerker van het bureau selectie- en detentiebegeleiding (b.s.d.) aangegeven
dat hij niet wilde deelnemen aan het TR-traject. Daardoor zou klager, volgens de mededeling van die medewerker van het b.s.d., sneller in een b.b.i. worden geplaatst. Hij zou dan immers de status van ‘zelfmelder’ krijgen. Uit de beslissing van de
selectiefunctionaris blijkt dat klager verkeerd is voorgelicht. Klager is uiteraard bereid mee te werken aan het TR-traject indien hij daardoor eerder in een b.b.i. zou komen. Met betrekking tot de beslissing van 6 juli 2007 geldt nog dat klager van
mening is dat die beslissing in strijd is met het recht. De (nog te vorderen) lijfsdwang zou op deze manier het karakter van een straf krijgen terwijl zulks niet de bedoeling is van de wetgever. Daarnaast betaalt klager momenteel al maandelijks een
bedrag aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). Hij is echter niet in staat te voldoen aan de eisen die het CJIB aan hem stelt. Nu er sprake is van overmacht dient daarom de lijfsdwang achterwege te blijven.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is in eerste instantie niet aangezien als zelfmelder. Dat standpunt is gewijzigd en klager is vervolgens alsnog aangemerkt als zelfmelder en geselecteerd voor plaatsing in de b.b.i. Veenhuizen. Voordat die overplaatsing kon worden geëffectueerd,
bleek evenwel dat klager nog een ontnemingsvordering open had staan ten bedrage van
€ 830.621,33, op grond waarvan alsnog drie jaar lijfsdwang kan worden gevorderd. Gelet daarop staat klagers v.i.-datum nog niet vast en komt klager niet in aanmerking voor plaatsing in (z)b.b.i. Om die reden is de eerdere beslissing tot plaatsing in de
b.b.i. ingetrokken en is klager andermaal geselecteerd voor plaatsing in de gevangenis zonder weekeindverlof van de locatie Bankenbosch.

4. De beoordeling
4.1. De beroepscommissie zal beide beroepen in één uitspraak afdoen. Het beroep tegen de selectiebeslissing van 26 april 2007 gaat op in het beroep tegen de beslissing van 23 juli 2007 en de beoordeling wordt verder tot dat beroep beperkt.

4.2. De gevangenis zonder weekeindverlof van de locatie Bankenbosch is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau, zonder de mogelijkheid van weekeindverlof.

4.3. Klager is door de selectiefunctionaris in eerste instantie niet aangemerkt als zelfmelder. Om die reden is klager geselecteerd voor plaatsing in een gevangenis zonder weekeindverlof. De selectiefunctionaris heeft aangegeven zijn mening
daaromtrent te hebben herzien en klager vervolgens geselecteerd voor plaatsing in een b.b.i. Toen evenwel bleek dat er nog sprake was van een openstaande ontnemingsvordering, heeft de selectiefunctionaris de selectiebeslissing om klager over te
plaatsen
naar een b.b.i. ingetrokken en klager andermaal geselecteerd voor plaatsing in een gevangenis zonder weekeindverlof.
De beroepscommissie stelt vast dat klager is veroordeeld tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Gelet op de hoogte van het door klager te betalen bedrag, kan de officier van justitie – op
grond van het bepaalde in artikel 577c, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering – verlof vragen tot de tenuitvoerlegging van lijfsdwang voor ten hoogste drie jaar. De vraag die vervolgens beantwoording behoeft is, of die mogelijke lijfsdwang
moet
leiden tot de conclusie dat het strafrestant nog niet duidelijk is, zodat klager niet in aanmerking kan komen voor verloffaciliteiten en dus ook niet voor plaatsing in een b.b.i. De beroepscommissie beantwoordt die vraag ontkennend.
Voor de bepaling van het strafrestant wordt de lijfsdwang op grond van artikel 577c van het Wetboek van Strafvordering niet meegeteld. Gelet daarop moet de beslissing van de selectiefunctionaris worden vernietigd. De selectiefunctionaris zal worden
opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
De beroepscommissie zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissingen.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. G.J. Fleers en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 5 september 2007

secretaris voorzitter

Naar boven