Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2223/GV, 5 september 2007, beroep
Uitspraakdatum:05-09-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/2223/GV

betreft: [klager] datum: 5 september 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H. Halfers, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 13 augustus 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. H. Halfers om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking c.q. incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht.
In de motivering van de beslissing is in strijd met het recht de positieve ondersteuning van het hoofd van de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) te Rotterdam buiten beeld gehouden. Dit is in strijd met onder meer de European Prison Rule 24.7
en getuigt van enige vooringenomenheid. Voorts is ten onrechte buiten beeld gehouden dat klagers v.i.-datum 12 september 2007 is. Ook is de beslissing in strijd met de inhoud van de fax van [...] en heeft de Minister ten onrechte geen (zorgvuldig)
onderzoek laten verrichten door de Nederlandse ambassade te Ankara naar de persoonlijke (met name medische) omstandigheden van klagers echtgenote. Voorts zijn de rechten en belangen van zijn kind, geboren op 8 november 1995, en zijn echtgenote buiten
beeld gelaten. Naar aanleiding hiervan is de beslissing in strijd met het kinderverdrag (IVRK).
De stelling in de beslissing dat de aanwezigheid van klager nauwelijks invloed zal hebben op de gezondheid en het herstel van de echtgenote bestaat uit niet onderbouwde aannames en gissingen. Klagers echtgenote vraagt in haar strijd tegen kanker
dagelijks waar haar echtgenoot blijft. Kanker is een ingrijpende ziekte met een zware psychische impact. Een impact die zodanig is dat het aannemelijk is dat de fysieke aanwezigheid of afwezigheid van de echtgenoot een schakel is, hoe klein dan ook, in
het winnen of verliezen in de strijd tussen leven en dood.
Er zijn humanitaire gronden aanwezig voor strafonderbreking, subsidiair incidenteel verlof. Er is geen social pressing need in de zin van family life in de zin van artikel 8 EVRM aanwezig om de strafonderbreking af te wijzen. De beslissing is voorts in
strijd met artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. Klager is bereid alle voorwaarden na te komen die in redelijkheid aan de strafonderbreking subsidiair het incidenteel verlof kunnen worden verbonden. De overweging in de
beslissing dat hij zich alleen in het geval van een sterfgeval met strafonderbreking in het buitenland mag begeven, is onnodig kwetsend. European prison rule 24.7 geeft klager het recht alleen of onder escorte zijn zieke aan kanker lijdende echtgenote
in Turkije te bezoeken. Klager wenst gehoord te worden in het bijzijn van zijn raadsman. Verzocht wordt om het beroep versneld te behandelen en de Minister te bevelen strafonderbreking, subsidiair incidenteel verlof, aan klager te vergunnen en een
dwangsom aan de Staat der Nederlanden op te leggen van € 250,= voor iedere dag, vanaf de indiening van dit beroepschrift, subsidiair de uitspraak van de beroepscommissie, die verloopt totdat aan klager strafonderbreking subsidiair incidenteel verlof is
vergund.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft verzocht om een strafonderbreking van tien dagen om zijn partner, die op dat moment in een ziekenhuis in Turkije verbleef, te ondersteunen. Na een biopsie in Turkije is de diagnose borstkanker gesteld. Hoewel het hier om een zeer
vervelende
situatie gaat, is het verzoek afgewezen. Klagers partner is omgeven door familie. Uit de bij de stukken gevoegde rapportage blijkt dat zijn partner een terugreisdocument heeft dat geldig is tot 24 augustus 2007. Het argument dat de kinderen op 3
september 2007 weer naar school moeten is geen reden voor strafonderbreking. Het argument van klager om naar Turkije af te reizen om zijn partner te ondersteunen, is onvoldoende reden voor het onderbreken van de detentie en een verblijf in het
buitenland. Verwezen wordt naar de toelichting op artikel 5 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, waarin wordt gesteld dat het verlof in principe op een adres in Nederland dient te worden doorgebracht. Slechts in heel bijzondere
omstandigheden is het verblijf in het buitenland mogelijk. Te denken valt hierbij aan gevallen waarin de levenspartner, ouder of kind van de gedetineerde is overleden. Daarvan is gelukkig geen sprake. Niet aangetoond dan wel onderbouwd is er sprake van
direct levensgevaar. Ook is niet gebleken, dan wel aangetoond, dat zijn partner niet in staat zou zijn om te reizen. Ondanks dat het hier mogelijk gaat om een zeer ingrijpende dan wel aangrijpende situatie waarin klagers partner zich bevindt, is er
geen
aanleiding om klagers straf hiervoor te onderbreken.

Het afdelingshoofd van de z.b.b.i. te Rotterdam heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klager om het beroep mondeling toe te lichten af.

Klager ondergaat een gevangenisstraf van acht jaar en drie maanden met aftrek, wegens opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 van de Opiumwet gegeven verbod. Aansluitend dient hij eventueel 160 dagen subsidiaire hechtenis te ondergaan. De
wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 12 september 2007.

Uit artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna de Regeling) volgt dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde dat niet kan worden volstaan
met een andere vorm van verlof. In onder meer artikel 36 juncto 23 van de Regeling zijn deze bijzondere omstandigheden nader uitgewerkt. Zo kan strafonderbreking ingevolge dit artikel worden verleend voor de verzorging van of bezoek aan een ernstig
zieke levenspartner.
Artikel 5, eerste lid, van de Regeling bepaalt dat de Minister in bijzondere omstandigheden kan toestaan dat de gedetineerde aan wie strafonderbreking is verleend in het buitenland verblijft. Uit de Nota van toelichting op dit artikel volgt dat daarbij
te denken valt aan gevallen, waarin de levenspartner overleden is.
Bij klagers echtgenote is borstkanker geconstateerd. De beroepscommissie is van oordeel dat uit het namens klager aangevoerde geen noodzaak blijkt om hem op dit moment strafonderbreking c.q. incidenteel verlof te verlenen en dat klagers v.i.-datum, die
zeer nabij is, niet zou kunnen worden afgewacht. Daarbij komt dat klager in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) verblijft, waar hem ieder weekend regimair verlof wordt verleend. Uit de verklaring van het afdelingshoofd van de z.b.b.i. kan
worden opgemaakt dat klagers echtgenote, indien dit medisch verantwoord is, vóór 24 augustus 2007 weer in Nederland teruggekeerd zal zijn en door klager is niet aangevoerd dat dit anders zou zijn. Niet is gebleken dat niet volstaan kon worden met het
wekelijkse weekendverlof. Gelet op het hiervoor overwogene is de beroepscommissie van oordeel dat de afwijzende beslissing van de Minister niet in strijd is met het recht en, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of
onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 5 september 2007

secretaris voorzitter

Naar boven