Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/3324/TB, 4 september 2007, beroep
Uitspraakdatum:04-09-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/3324/TB

betreft: [klager] datum: 4 september 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.A. Heidanus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 13 december 2006 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 juli 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Overijssel te Zwolle, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman
mr. N.A. Heidanus, en namens de Minister en Staatssecretaris []. Op verzoek van de Staatssecretaris is als getuige-deskundige gehoord mevrouw
[A], psycholoog en behandelcoördinator bij de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen (hierna: Van Mesdagkliniek).

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft opnieuw beslist klager over te plaatsen naar de Van Mesdagkliniek.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 13 juli 2000 veroordeeld tot vijf maanden gevangenisstraf met aftrek en ter beschikkingstelling (tbs) met voorwaarden voor de duur van twee jaar. Bij vonnis van 31 oktober 2001 van de
rechtbank Breda is de tbs met voorwaarden omgezet in tbs met bevel tot verpleging van overheidswege. Op 23 december 2002 is klager opgenomen in de Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek (hierna: Pompekliniek) te Nijmegen. Op 1 juni 2005 is klager overgeplaatst
naar de Stichting De Meren (hierna: De Meren) te Amsterdam. De Minister heeft op 22 mei 2006 beslist klager over te plaatsen naar de Van Mesdagkliniek. Deze overplaatsing is op 31 mei 2006 gerealiseerd. Het tegen laatstgenoemde beslissing ingediende
beroep is bij uitspraak 06/1515/TB van 15 november 2006 materieel gegrond verklaard. Daarbij is de overplaatsingsbeslissing vernietigd en de Minister opgedragen om met inachtneming van de uitspraak een nieuwe beslissing te nemen.
Op 13 december 2006 heeft de Minister opnieuw beslist klager over te plaatsen naar de Van Mesdagkliniek. Tegen deze beslissing richt zich het huidige beroep.

3. De standpunten
Klager is het niet eens met het feit dat de Minister op basis van hetzelfde dossier opnieuw heeft beslist hem in de Van Mesdagkliniek te plaatsen. Zoals in beroep 06/1515/TB was aangevoerd, is een overplaatsing van klager vanuit De Meren juist
contra-geïndiceerd gelet op de pathologie en voorgeschiedenis van klager. Klager vertoont psychotische reacties als gevolg van het doorschuiven van hem door de betrokken tbs-inrichtingen, wat in de zesjaars-verlengingsrapportage van juni 2006 door
psychiater [B] als verstoten is aangemerkt en door psycholoog [C] wordt beschouwd als louter het doorschuiven van een probleem waardoor het probleem uiteindelijk nooit adequaat is en zal worden aangepakt.
Door de overplaatsing krijgt klager het etiket “onbehandelbaar”, terwijl de klinieken in deze kwestie zelf een brevet van onvermogen hebben getoond. De beroepscommissie heeft met de gegrondverklaring van beroep 06/1515/TB de handelwijze van de
klinieken
afgekeurd en de overplaatsingsbeslissing vernietigd, omdat klager geen stap verder komt en in de derde kliniek op rij zit zonder uitzicht op resocialisatie, terwijl vanuit een gesloten setting er geen behandelwinst meer valt te maken. Het hoogst
haalbare is resocialisatie naar een begeleide woonvorm. Klager verblijft inmiddels al 14 maanden in de Van Mesdagkliniek op een gesloten afdeling en heeft aan therapieën meegedaan, maar een aanvraag voor begeleid verlof is afgewezen. Hij wil graag
terug
naar de resocialisatie-afdeling van De Meren. Klager is nu geheel stabiel, hij heeft zich niet verwond of gesneden. Het gaat goed met hem; hij heeft geen conflicten op de afdeling. Ook in De Meren heeft hij zich goed gevoeld. Hij voelt zich nu wel
beter, maar hij voelt onmacht. Klager heeft er geen vertrouwen in dat het in de Van Mesdagkliniek tot een resocialisatie komt. Het is derhalve onjuist dat de Minister de uitspraak van de beroepscommissie niet respecteert en op oneigenlijke wijze weer
eenzelfde beslissing neemt. Er is immers geen sprake van gewijzigde omstandigheden. Als dit wordt aanvaard, zal Montesquieu zich in zijn graf omdraaien. De bestreden beslissing dient derhalve te worden vernietigd en aan klager dient een tegemoetkoming
van € 500,= per maand van ten onrechte verblijf in de Van Mesdagkliniek te worden toegekend. Klager is immers al die tijd geen bal opgeschoten en is ernstig gedupeerd. Gelukkig is klagers toestand nu wel gestabiliseerd, maar het is de Minister of
Staatssecretaris aan te rekenen dat klager zo lang op resocialisatie moet wachten. Het niet afgeven van een machtiging voor verlofverlening is een gotspe. Niet doorslaggevend is dat De Meren geen mogelijkheid met klager meer ziet. Er is weliswaar
sprake
van een lastige spagaat, maar formeel moet gezegd worden dat de Minister dit maar moet oplossen.
Over de hele gang van zaken is het laatste woord nog niet gezegd. Bij de verlenging van klagers tbs zal de tegenwerking van justitie aan de orde komen. Door de tbs komt klager geen stap verder. Ondanks de inzet van de Van Mesdagkliniek is klager bang
dat de Minister of Staatssecretaris verlofverlening steeds zal tegenhouden en dat het zal uitdraaien op een longstayplaatsing. Tbs is in klagers geval niet effectief en doelmatig meer.

Namens de Minister en Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Hoewel een voortgezet verblijf van klager in de Van Mesdagkliniek in het licht van de uitspraak 06/1515/TB van 15 november 2006 van de beroepscommissie niet voor de hand lijkt te liggen, kon op behandelinhoudelijke gronden in redelijkheid toch daartoe
worden besloten. Van tegenwerking is geen sprake. Het is de Minister er veel aan gelegen dat er niet een nog grotere behandelachterstand komt. Terugplaatsing naar De Meren levert behandelinhoudelijke problemen op die een mogelijke resocialisatie in de
weg staan dan wel vertragen. De Van Mesdagkliniek heeft aangegeven dat klagers persoonlijkheids- en verslavingsproblematiek in vorige inrichtingen onvoldoende is behandeld, dat behandeling daarvan moet plaatsvinden voordat een resocialisatietraject
verantwoord kan worden gestart en dat een dergelijke behandeling in die kliniek mogelijk is. Behandeling in de Van Mesdagkliniek zal dan ook sneller tot resocialisatie kunnen leiden dan plaatsing in De Meren, waar men klager niet kan behandelen, dan
wel
in een andere inrichting waar behandeling van klager nog opgestart zal moeten worden. Geen enkele tbs-kliniek zal klager zonder behandeling direct op een resocialisatie-afdeling plaatsen.
De behandelaren van de Van Mesdagkliniek wilden een aanvraag voor begeleid verlof indienen, maar bespreking daarvan in het intercollegiaal overleg heeft ertoe geleid dat een dergelijk verzoek nog niet bij de Staatssecretaris is ingediend omdat toch te
veel risico’s aanwezig werden geacht. Zodra de Van Mesdagkliniek een verlofaanvraag indient, zal dit volgens het Toetsingskader verlof ter beschikking gestelden worden beoordeeld.
Het beroep zal derhalve ongegrond zijn.

[A] heeft voorts nog de volgende toelichting gegeven.
In het verleden is de behandeling van klager niet goed aangepakt. De Pompekliniek heeft aangegeven klager niet te kunnen behandelen en heeft toch ingezet op verlof. De Meren heeft uitdrukkelijk aangegeven klager niet te kunnen behandelen. Het is dan
ook
niet in klagers belang om hem over te plaatsen naar een kliniek die zegt hem niet te kunnen behandelen. De Van Mesdagkliniek ziet wel mogelijkheden tot behandeling van klagers persoonlijkheids- en verslavingsproblematiek. Klager verblijft op een
afdeling voor patiënten met een persoonlijkheidsproblematiek, waar veel regels zijn en veel structuur en duidelijkheid wordt geboden. Klager zit daar op zijn plek, wat duidelijke meerwaarde heeft in vergelijking met een verblijf in De Meren. De Meren
heeft ook aangegeven klager weinig activiteiten te kunnen bieden. In de Van Mesdagkliniek is wat dat betreft ook meer mogelijk.
Een aandachtspunt voor de toekomst is het zich kunnen conformeren aan afspraken.
De kliniek wilde drie maanden geleden een verlofaanvraag indienen, maar volgens het intercollegiaal overleg was dat op dat moment nog te vroeg omdat klager over een iets langere periode stabiel moet zijn. Inmiddels is in het verlengingsadvies van 22
juni 2007 aangegeven dat daadwerkelijk een aanvraag voor begeleid verlof zal worden ingediend. Klager kan nog niet naar een resocialisatie-afdeling zolang hij geen onbegeleid verlof heeft. Resocialisatie van klager zal, gezien het verleden, geen snelle
weg worden. Dit moet rustig opgebouwd worden en om die reden is geadviseerd klagers tbs met twee jaar te verlengen. Op dit moment is er sprake van behandeling waar klager zich goed voor inzet. Er is zeker nog geen sprake van een longstay-indicatie.

4. De beoordeling
Klager is in strijd met de in artikel 53, tweede lid, Bvt neergelegde hoorplicht niet gehoord over de voorgenomen nieuwe beslissing tot overplaatsing van klager naar de Van Mesdagkliniek.
Om die reden is het beroep gegrond en dient de bestreden beslissing van de Minister op formele grond te worden vernietigd.
Klager dient, gelet op het vorenoverwogene, een tegemoetkoming te worden geboden. De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Uitgangspunt van het op grond van het IBO II-rapport door de Minister geformuleerde beleid is dat alle tbs-inrichtingen geoutilleerd zijn voor iedere ter beschikking gestelde, met uitzondering van een aantal speciale categorieën, te weten vrouwen,
zwakbegaafden en extreem beheers- en vluchtgevaarlijke ter beschikking gestelden. Daarnaast wordt onderscheiden naar de primaire psychopathologie: psychotische stoornis of persoonlijkheidsstoornis.

De Minister heeft na gegrondverklaring van het beroep tegen de beslissing van 22 mei 2006 tot overplaatsing van klager van De Meren naar de Van Mesdagkliniek op 13 december 2006 wederom beslist tot die overplaatsing op behandelinhoudelijke gronden.
Door
en namens klager is aangevoerd dat de Minister deze beslissing bij ongewijzigde omstandigheden niet heeft mogen en kunnen nemen.

De beroepscommissie komt, op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, tot het volgende oordeel.

Vast staat dat de beroepscommissie bij uitspraak 06/1515/TB van 15 november 2006 het beroep tegen de beslissing van 22 mei 2006 tot overplaatsing van klager van De Meren naar de Van Mesdagkliniek op grond van de bij de behandeling van het beroep ter
zitting van 14 september 2006 bekend zijnde gegevens materieel gegrond heeft verklaard. Leidend daarbij was dat door zowel de Pompekliniek als De Meren resocialisatie werd voorgestaan maar niet is gerealiseerd, alsmede dat in de
zesjaars-verlengingsrapportage van juni 2006 door psychiater [B] en psycholoog [C] is geadviseerd ten spoedigste een aanvang met de resocialisatie te maken, omdat naar hun mening in een gesloten setting niet of nauwelijks meer behandelwinst te behalen
lijkt. Verder is in aanmerking genomen dat de rechtbank Breda op 24 augustus 2006 klagers tbs met één jaar heeft verlengd, waarbij zij het gezien de zesjaars-verlengingsrapportage van juni 2006 noodzakelijk acht om over één jaar opnieuw te bezien in
hoeverre het resocialisatietraject van de grond is gekomen en hoe klager zich heeft ontwikkeld.

De Minister heeft op 13 december 2006 opnieuw beslist tot overplaatsing naar de Van Mesdagkliniek, omdat uit telefonisch overleg met de Van Mesdagkliniek is gebleken dat [A] heeft geconstateerd dat klagers stoornis en middelengebruik nog onvoldoende
zijn behandeld om een resocialisatietraject op een verantwoorde manier te starten en dat, zodra dat wel het geval is, de Van Mesdagkliniek geschikt is om het wenselijk geachte resocialisatietraject met klager aan te gaan. De Minister heeft daarnaast in
de bestreden beslissing aangegeven dat een terugplaatsing van klager in De Meren een onnodige vertraging in de behandeling en klagers resocialisatie met zich mee zal brengen, daar De Meren niet is ingericht voor behandeling van klagers problematiek.

Uit informatie van de Van Mesdagkliniek van 29 maart 2007, het verlengingsadvies van 22 juni 2007 en het verhandelde ter zitting komt duidelijk naar voren dat de Van Mesdagkliniek - in tegenstelling tot de Pompekliniek, De Meren en de opstellers van de
zesjaars-verlengingsrapportage van juni 2006- nog wel behandelmogelijkheden ziet, dat klager zich ook inzet voor behandeling in de Van Mesdagkliniek en dat het daar goed met hem gaat, maar dat hij er geen vertrouwen in heeft dat het daar snel of
überhaupt tot verlofverlening zal komen en dat hij om die reden terug wil naar De Meren. De Van Mesdagkliniek heeft aangegeven dat voor een verantwoorde resocialisatie van klager een lange weg is te gaan. Echter, blijkens de verklaringen namens de
Minister en Staatssecretaris ter zitting valt niet te verwachten dat bij terugplaatsing in De Meren sneller sprake van verlofverlening zal zijn, nu De Meren hem niet een op zijn persoonlijkheidsstoornis gerichte behandeling kan geven en klager dus voor
herselectie zal gaan voordragen. Ook bij een daaropvolgende overplaatsing naar weer een andere tbs-inrichting zal eerst behandeling opgestart moeten worden voordat, indien dat verantwoord wordt geacht, een resocialisatietraject wordt ingegaan. In geen
geval zal klager zonder meer op een resocialisatie-afdeling geplaatst worden.

Een voortgezette behandeling van klager in De Meren dan wel opnieuw een andere tbs-inrichting (dan de Van Mesdagkliniek) moet onder die omstandigheden dan ook weinig zinvol en - als niet in het belang van klager - juist contra-geïndiceerd worden
geacht,
nu dit nog meer behandelachterstand zal gaan opleveren in tegenstelling tot voortzetting van de op resocialisatie van klager gerichte behandeling in de Van Mesdagkliniek. De kliniek acht de aanvraag van begeleid verlof thans verantwoord en blijkens de
verklaring ter zitting van [A] is in dit stadium van de behandeling zeker geen sprake van een longstay-indicatie.
De beroepscommissie wil klager dan ook meegeven om - hoe moeilijk dat op zichzelf voor klager zal zijn gezien het verloop van zijn behandeling en het uitblijven van verlof tot op heden en de door de Van Mesdagkliniek noodzakelijk geachte langzame
opbouw
daarvan - zich nu vooral te richten op zijn op resocialisatie gerichte behandeling in de Van Mesdagkliniek en niet meer bezig te blijven met de eerder negatief verlopen behandeling.
De wijze waarop door een tbs-inrichting invulling wordt gegeven aan een tbs-behandeling, waarvan verlofverlening - indien verantwoord - deel uitmaakt, staat overigens niet ter beoordeling van de beroepscommissie. Voorts is het aan de rechter om te
oordelen over voortzetting van klagers tbs.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen is de opnieuw genomen beslissing om klager over te plaatsen naar de Van Mesdagkliniek materieel niet in strijd met het recht en kan deze evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Nu de bestreden beslissing op formele grond dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 66, derde lid, onder b van de Bvt in verbinding met artikel 69, vijfde lid van de Bvt bepalen dat haar uitspraak
met betrekking tot de plaatsing van klager in de plaats treedt van de bestreden beslissing.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep beroep op materiële gronden ongegrond, maar gegrond op formele grond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij bepaalt dat haar uitspraak omtrent de overplaatsing van klager in plaats treedt van die beslissing.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
€ 50,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, prof. dr. F.A.M. Kortmann en mr. R.P.G.L.M. Verbunt, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 4 september 2007

secretaris voorzitter

Naar boven