Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21251/TB, 23 september 2021, beroep
Uitspraakdatum:23-09-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/21251/TB

Betreft              [klager]

Datum              23 september 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Naar aanleiding van een herbeoordeling heeft de Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) op 3 mei 2021 beslist klager te plaatsen in de voorziening voor langdurige forensisch psychiatrische zorg (LFPZ voorziening) van de FPC Pompestichting te Nijmegen (hierna: de Pompestichting), wat moet worden begrepen als een beslissing tot voortzetting van klagers verblijf in die voorziening.

Klagers raadsman, mr. A.R. Ytsma, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en […], namens verweerder, gehoord op de digitale zitting van 9 juli 2021. […] was als toehoorder aanwezig.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie op het beroepschrift en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is het niet eens met de beslissing. Klager wenst naar een voorziening voor Sterk Gedragsgestoord Licht Verstandelijk Gehandicapt (een SGLVG-voorziening) te worden overgeplaatst. Tijdens de zorgconferentie in 2018 is besproken dat klager mogelijk op termijn kan worden toegevoegd aan het project PRO . Onduidelijk is waarom dat, ondanks de vooruitgang die door klager wordt geboekt, niet is gebeurd. Uit klagers behandelplan volgt dat hij voorzichtige progressie heeft laten zien. Vanuit de SGLVG-sector dient naar klagers casus te worden gekeken en de instelling dient te worden voorzien van praktische tips hoe klager verdere vooruitgang kan boeken, zodat alsnog de overstap naar een SGLVG-voorziening kan worden gerealiseerd. Klager wil naar het Pieter Baan Centrum (PBC) voor een uitgebreid onderzoek, teneinde het PBC te laten adviseren over de vraag of een SGLVG-plek nu al mogelijk is en zo ja, onder welke voorwaarden.

Klager vindt zijn verblijf in de huidige instelling niet optimaal. Hij wil daarom graag naar een andere instelling. Dat kan een LVB-instelling zijn of een longcare-instelling. In 2018 is tijdens de zorgconferentie gebleken dat klager het hoge beveiligingsniveau niet nodig heeft. Hij heeft wel extra aandacht en zorg nodig. Er is tijdens de zorgconferentie aangegeven dat klager vooruitgang dient te boeken op drie onderdelen, namelijk dagbesteding, verlof en kamerhygiëne. Op deze punten heeft klager voortuitgang geboekt. De instelling vindt dat er nog onvoldoende vooruitgang is geboekt. Bij klager is pas in 2016 officieel het Foetaal Valproaat Syndroom vastgesteld door een neuroloog.

De zitting van de penitentiaire kamer heeft op 1 juli 2021 plaatsgevonden. Namens klager is tijdens de zitting verzocht om verlenging van de tbs-maatregel voor de duur van één jaar en observatie in het PBC, vanwege de verschillende diagnoses en om te bekijken welke mogelijkheden er zijn om hem elders te verplegen.

Klager blijft professioneel naar het personeel toe. Hij is bezig met dagbesteding. Uit gemakzucht haakt klager soms af. Zijn kamerhygiëne gaat ook beter. Het uitoefenen van verlof gaat eveneens goed. Vanwege de coronamaatregelen was het voor klager lang niet mogelijk om op verlof te gaan. Inmiddels is hij weer op netwerkverlof geweest en gaat hij binnenkort op boodschappenverlof. Eerder was aan klager toegezegd dat hij eenmansbegeleiding zou krijgen, maar nu wordt het toch een tweemansbegeleiding. De instelling houdt zich niet aan de afspraken. Klager twijfelt aan de gestelde diagnose. Hij wil graag onbegeleid verlof, werken, zorg op maat en de begeleiding die hij nodig acht.

Standpunt van verweerder

Volgens De Pompestichting is er geen sprake van een dusdanige vooruitgang die het mogelijk zou maken om klager over te plaatsen naar een SGLVG-voorziening. Hoewel kan worden gesproken van een voorzichtig opgaande lijn, is die onvoldoende om klager ergens anders te laten verblijven dan in de LFPZ. Uit aanvullende informatie van de instelling volgt dat klager voor uitplaatsing moet voldoen aan de voorwaarden zoals ook besproken tijdens de zorgconferentie in 2018. Enkele voorwaarden zijn het langdurig volhouden van een dagbesteding, stappen maken rondom begeleid verlof en het vergroten van de zelfstandigheid en zelfredzaamheid. Dit is klager tot op heden nog niet gelukt. Hij is nog altijd volledig afhankelijk van zeer intensieve begeleiding, controle en beveiliging. De stabiliteit in zijn huidige functioneren hangt volledig af van de intensieve ondersteuning binnen de LFPZ.

De instelling heeft – om de begeleiding van klager verder te optimaliseren – het expertiseteam van SGLVG-instelling Philadelphia verzocht om praktische begeleidingsadviezen. Niet alleen de instelling, maar ook de Pro Justitia-rapporteurs en de Landelijke Adviescommissie Plaatsing langdurig forensisch psychiatrische zorg (LAP) adviseren tot voortzetting van plaatsing van klager op de LFPZ-voorziening. Hoewel de voorzichtige kleine vooruitgang door eenieder wordt onderschreven, is deze thans nog onvoldoende om klager uit te plaatsen naar een andere voorziening. De aanmelding bij project PRO, hetgeen samenhangt met een dergelijke uitplaatsing, is op dit moment dan ook niet aangewezen. Voor nader onderzoek in het PBC is geen aanleiding. Dit is ook de conclusie van de rechtbank Oost-Brabant in de verlengingsbeslissing van 10 maart 2021. Daarnaast heeft ook de LAP in zijn advies geoordeeld dat een dergelijke plaatsing niet is aangewezen.

 

3. De beoordeling

Klagers situatie

Aan klager is bij onherroepelijk geworden uitspraak de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd. Klagers tbs is op 4 augustus 1993 aangevangen. Klager verblijft sinds 11 april 2006 in de LFPZ-voorziening van de Pompestichting.

Het beoordelingskader

In paragraaf 4 van het Beleidskader langdurige forensisch psychiatrische zorg, in werking getreden op 1 januari 2019, is bepaald dat door middel van een periodieke toets door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van de plaatsing in een LFPZ-voorziening nog noodzakelijk is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde en het recidiverisico te onderzoeken.

De toetsing van de bestreden beslissing

Op 15 januari 2021 en 22 februari 2021 zijn Pro Justitia-rapportages uitgebracht, die inhouden dat wordt geadviseerd om de LFPZ-status te handhaven.

Het hoofd van de Pompestichting heeft op 13 juli 2020 aangegeven geen mogelijkheden voor behandeling te zien en geadviseerd om klagers verblijf in de LFPZ-voorziening te continueren.

Vervolgens heeft de Landelijke Adviescommissie Plaatsing langdurig forensisch psychiatrische zorg (LAP) op 19 april 2021 geconcludeerd dat hervatting van een op verandering gerichte behandeling niet zinvol is. Er wordt op dit moment geen mogelijkheid gezien voor een uitstroomtraject van klager naar een GGZ-voorziening of een andere instelling, waar het noodzakelijke niveau van zorg en beveiliging kan worden geboden.

Uit de stukken volgt dat – ondanks de intensieve begeleiding – in de afgelopen periode seksueel grensoverschrijdend gedrag heeft plaatsgevonden en dat daarbij eenmaal een ernstig zedenrecidief net lijkt te zijn voorkomen. Klager is – voor wat betreft het recidiverisico – volledige afhankelijk van het extern aangebrachte risicomanagement. Klager heeft te weinig vooruitgang laten zien die het mogelijk maakt om hem over te plaatsen naar een SGLVG-instelling. De in de zorgconferentie van 2018 genoemde doelen, waaronder het langdurig volhouden van een dagbesteding, stappen maken rondom begeleid verlof en het vergroten van de zelfstandigheid en zelfredzaamheid, waarop klager vooruitgang moest laten zien, zijn nog niet behaald. Klager is nog altijd volledig afhankelijk van zeer intensieve begeleiding, controle en beveiliging.

Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat een voortgezet verblijf van klager in een LFPZ-voorziening in de rede ligt. Niet is gebleken dat er redenen zijn om klager uit te plaatsen naar een LVB-, SGLVG- of longcare-instelling. Er zijn naar het oordeel van de beroepscommissie ook geen redenen om klager ter observatie te plaatsen in het PBC om hen laten adviseren over de vraag of een SGLVG-plek nu al mogelijk is en zo ja, onder welke voorwaarden, gelet op de adviezen van de instelling en de Pro Justitia-rapportages omtrent klagers diagnostiek.

Conclusie

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

Ten overvloede

Uit de stukken volgt dat de instelling – om de begeleiding van klager verder te optimaliseren – aan het expertiseteam van SGLVG-instelling Philadelphia heeft verzocht om praktische begeleidingsadviezen. Onduidelijk is gebleven of de adviezen al zijn gegeven en zo ja, wat die precies behelzen. De beroepscommissie acht het wenselijk dat hierover helder met klager wordt gecommuniceerd.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 23 september 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. E. Lucas en drs. J.E. Wouda, leden, bijgestaan door mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven