Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7528/GA, 27 september 2021, beroep
Uitspraakdatum:27-09-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7528/GA

              

Betreft [klager]

Datum 27 september 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen het opgelegde verbod op het contact met de raadsman  tijdens de opgelegde disciplinaire straf.

 

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Grave heeft op 2 juli 2020 het beklag ongegrond verklaard (GO 2020/383). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

 

Klagers raadsman, mr. W.B.O. van Soest, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Grave (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager vroeg om zijn raadsman te kunnen bellen. Dit werd hem geweigerd. Klager wilde dat de raadsman een klacht voor hem zou indienen tegen de opgelegde disciplinaire straf, en een schorsingsverzoek, omdat dit, gelet op de digitalisering, aanzienlijk sneller zou verlopen dan via de directeur. Klager wilde voorts ook de kans van slagen van het indienen van de klacht tegen de beslissing met zijn raadsman bespreken om zich te laten informeren over wat voor klager een te bewandelen stap was met betrekking tot deze opgelegde sanctie. Dit alles heeft niet kunnen plaatsvinden. De directeur heeft klager in ieder geval niet in de gelegenheid gesteld om dit te kunnen doen, terwijl daar wel om is gevraagd.  

 

Standpunt van de directeur

De directeur persisteert bij zijn verweerschrift van 30 juni 2020.

 

3. De beoordeling

In artikel 39, vierde lid van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) is bepaald dat de gedetineerde in staat wordt gesteld telefonisch contact te hebben met de in artikel 37, eerste lid van de Pbw genoemde personen en instanties, indien hiervoor de noodzaak en de gelegenheid bestaat. Een van de in artikel 37, eerste lid, van de Pbw genoemde personen is de rechtsbijstandsverlener.

 

Uit de inlichtingen van de directeur blijkt dat klager op 31 mei 2020 gevraagd heeft of hij zijn advocaat mocht bellen, omdat hij een schorsingsverzoek wilde indienen. Het betreffende personeelslid heeft klager niet toegestaan zijn advocaat te bellen, omdat hem een disciplinaire straf was opgelegd. De directeur heeft aangegeven dat klager geen maatregel of verbod is opgelegd tot contact met zijn advocaat, maar dat hij hem een disciplinaire straf heeft opgelegd.

 

De beroepscommissie is in deze zaak niet gebleken van een maatregel of verbod op contact met zijn advocaat. De beroepscommissie is evenwel van oordeel dat het schorsingsverzoek van klager  in verband met de opgelegde disciplinaire straf, in klagers ogen een beklagwaardige situatie, in dit geval voldoende is om de noodzaak voor telefooncontact met de raadsman aannemelijk te maken (vergelijk RSJ 20 mei 2014, 13/4005/GA en RSJ 28 april 2017, 16/4181/GA). Klagers verzoek om zijn advocaat te bellen had daarom niet mogen worden geweigerd omdat hem een disciplinaire straf was opgelegd.

 

De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €12,50.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €12,50.

 

Deze uitspraak is op 27 september 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, U.P. Burke en mr. D.R. Sonneveldt, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven