Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8248/GA, 30 september 2021, beroep
Uitspraakdatum:30-09-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/8248/GA

               

Betreft [klager]

Datum 30 september 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de locatie Roermond (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen een racistische opmerking van een personeelslid tegen klager.

 

De beklagcommissie bij de locatie Roermond heeft op 2 oktober 2020 het beklag gegrond verklaard (R-2020-345). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

 

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

 

De beroepscommissie heeft […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Roermond, klager en zijn raadsman mr. L.A.R. Newoor gehoord op de digitale zitting van 6 augustus 2021.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Tegen puur feitelijke gedragingen van het inrichtingspersoneel staat geen beklag open op grond van artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). Dit kan anders zijn als het gaat om stelselmatige gedragingen waartegen de directie geen actie onderneemt. Daarvan is geen sprake en daarvoor bestaan geen aanwijzingen.

 

Op 10 juli 2020 heeft klager tegenover een aantal medegedetineerden zijn ongenoegen geuit over discriminatie en racisme (“blanke mensen mogen meer, donkere mensen worden extra gecontroleerd, blanke mensen kunnen er niets aan doen dat ze racistisch zijn”). Het aanwezige personeelslid heeft dit letterlijk verstaan. Klager vroeg vervolgens of er op de afdeling gevoetbald mocht worden, waarop het personeelslid antwoordde dat er badminton gespeeld mocht worden “door de blanke mensen” en dat “de donkere mensen” de shuttles mochten oprapen.

 

Het personeelslid is later teruggekomen op deze uitspraak, heeft gezegd dat hij dit bij wijze van grap zei en heeft zijn excuses aangeboden. Er is daarna ook nog een gesprek geweest tussen klager, het afdelingshoofd, het betreffende personeelslid en een notulist. Klager heeft de excuses van het personeelslid niet aanvaard.

 

Het afdelingshoofd heeft klagers klacht serieus opgenomen. De directeur keurt de uitspraak van het personeelslid af en vindt het incident heel vervelend. Het gaat er immers niet alleen om hoe een boodschap is bedoeld, maar ook hoe die wordt ontvangen. Er is echter zeker geen sprake van structurele gedragingen of een heersende discriminatoire cultuur in de inrichting. Het inrichtingspersoneel is zich bewust van de bestaande machtsverhoudingen en inclusiviteit staat hoog in het vaandel. Er wordt gereageerd op discriminerende opmerkingen.

 

Excuses zijn zeker op zijn plaats en de directie gaat in zijn algemeenheid in gesprek met een medewerker die een discriminerende opmerking maakt. Dat is in dezen ook gedaan. De beklagprocedure is hier echter niet voor bedoeld. Verzocht wordt daarom klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag te verklaren.

 

Standpunt van klager

Het gaat om een precaire situatie. Klager heeft aangegeven dat hij vaker discriminerend wordt bejegend. Hij heeft daar ook vaker iets van gezegd. Het is klagers raadsman niet bekend of klager eerder officieel melding heeft gemaakt of beklag heeft ingesteld. De jurisprudentielijn van de beroepscommissie is bekend. De beklagcommissie heeft klager evenwel terecht ontvangen in zijn beklag, gelet op de aard van de opmerking, het gemak waarmee die opmerking is gemaakt en gegeven de gezagsverhouding tussen het personeel en klager. Er zou een zero tolerance-beleid moeten zijn, zo heeft de beklagcommissie ook overwogen. Het beklag is, kortom, terecht gegrond verklaard.

 

Er behoeft geen discriminerende cultuur te zijn binnen de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), om klager te kunnen ontvangen in zijn beklag. Er zijn volgens klager vaker discriminerende opmerkingen gemaakt en dit was voor hem de druppel. Daarom heeft klager beklag ingesteld, ook al is dat normaliter niet de aangewezen route. Het moet worden gezien als ultimum remedium.

 

Bij racistische opmerkingen wordt altijd achteraf gezegd dat het niet zo is bedoeld. Klager heeft de excuses van de medewerker niet kunnen accepteren. De excuses zijn pas aangeboden na het gesprek. De medewerker vond het zelf wel kunnen.

 

3. De beoordeling

Wat is er gebeurd?

Vaststaat dat een personeelslid een racistische opmerking heeft gemaakt. Klager heeft dat aangevoerd en de directeur heeft dat erkend. De (plaatsvervangend) directeur heeft ter zitting (nogmaals) aangegeven dat de directie dit heel vervelend vindt en heeft excuses aangeboden. De reden dat de directeur desondanks beroep heeft ingesteld, is omdat de beklagprocedure hier volgens de directie niet voor bedoeld is. Daarom zou klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag moeten worden verklaard. De beroepscommissie is dat met de directeur eens en zal dat hieronder toelichten.

 

Waartegen kan beklag worden ingesteld?

Op grond van artikel 60 van de Pbw kan alleen beklag worden ingesteld tegen een beslissing van de directeur (of de weigering of het verzuim om een beslissing te nemen). Volgens vaste jurisprudentie moet het handelen en nalaten van het inrichtingspersoneel in het kader van de uitoefening van zijn taak in beginsel worden gezien als handelen door of namens de directeur, waartegen ook beklag openstaat, tenzij er sprake is van ‘puur feitelijk handelen’. In zo’n geval kan slechts beklag worden ingesteld, als de directeur zijn zorgplicht schendt – kort gezegd: als de directeur zich onvoldoende inspant om de rechten van gedetineerden te waarborgen, bijvoorbeeld door niet op te treden tegen bepaald (structureel) feitelijk handelen.

 

Hoe moet de opmerking van het personeelslid (juridisch) worden gezien?

De opmerking van het personeelslid waar klager over heeft geklaagd, valt onder ‘puur feitelijk handelen’, omdat deze opmerking niet valt onder de uitoefening van de taak van het personeelslid en daarnaast niet is gebleken dat de directeur zich onvoldoende inspant om dergelijke racistische uitlatingen tegen te gaan.

 

Conclusie

Het is duidelijk dat de gemaakte opmerking zeer ongepast was en is. Maar formeel gezien is het niet aan de beroepscommissie om hier in dezen over te oordelen. Dat geldt ook voor de beklagcommissie. Daarom zal de beroepscommissie het beroep van de directeur gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

 

Deze uitspraak is op 30 september 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. S. Bijl en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven