Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6733/GA, 16 november 2021, beroep
Uitspraakdatum:16-11-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/6733/GA           

Betreft [klager]

Datum 16 november 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de beslissing hem te degraderen naar het basisprogramma.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Middelburg heeft op 10 april 2020 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (MB-2020-000171). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. M.M.J.P Penners, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Middelburg (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft in het klaagschrift verzocht om de toezending van de aan de bestreden beslissing ten grondslag liggende stukken teneinde de gronden van het klaagschrift aan te vullen. Aan het achterwege blijven van gronden conform het bepaalde in artikel 61, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) zijn geen consequenties verbonden. De Commissie van Toezicht heeft in strijd met artikel 65, derde lid, van de Pbw gehandeld door geen stukken aan klager te verzenden. Ook is aan klager geen nadere termijn gesteld om zijn gronden aan te vullen en is klager niet in de gelegenheid gesteld zijn klaagschrift mondeling te mogen toelichten. Gelet hierop is sprake van strijd met artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens.

Voorts is de beslissing om klager te degraderen naar het basisprogramma onvoldoende gemotiveerd en daarmee onredelijk. De voorzitter van de schorsingsbeslissing oordeelde dat onvoldoende is gebleken dat klager niet of nauwelijks zou meewerken aan zijn re-integratie. Nu het gedrag van klager ten aanzien van de uitvoering van het dagprogramma, regelmatig dag- en nachtritme en uitvoering geven aan betalingsregeling goed wordt beoordeeld is er geen reden om klager terug te plaatsen in het basisprogramma. Het enkele oranje gedrag van klager, hetgeen klager bovendien betwist, is onvoldoende voor de beslissing tot degradatie. De beslissing van de beklagrechter dient te worden vernietigd en aan klager dient een compensatie te worden toegekend voor de periode dat hij onterecht in het basisprogramma heeft verbleven.

Standpunt van de directeur

De directeur heeft geen nadere reactie op het beroepschrift gegeven.

3. De beoordeling

Op grond van artikel 61, derde lid, van de Pbw, vermeldt een klaagschrift zo nauwkeurig mogelijk de beslissing waarover wordt geklaagd en de redenen van het beklag. Ingevolge het vijfde lid van dit artikel dient een klaagschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen, te worden ingediend. Een na afloop van deze termijn ingediend klaagschrift is niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de gedetineerde in verzuim is geweest. Deze bepalingen dienen, in onderling verband en samenhang bezien, aldus te worden uitgelegd dat de gronden van een klaagschrift binnen de hiervoor bedoelde beklagtermijn, of – indien een termijnoverschrijding verschoonbaar is – zoveel later als redelijk is, moeten worden ingediend. De na deze termijn ingediende gronden zijn te laat. Dit geldt met name indien klager, zoals in het onderhavige geval, wordt bijgestaan door een advocaat en deze namens klager het klaagschrift indient.

Op 2 april 2020 heeft de raadsman namens klager een klaagschrift ingediend en daarin opgemerkt dat klager zich op nader aan te voeren gronden niet kan verenigen met de beslissing van 25 maart 2020 – op 26 maart 2020 aan klager uitgereikt – om klager terug te plaatsen in het basisprogramma. Voorts heeft de raadsman verzocht om een afschrift van de relevante stukken die aan de bestreden beslissing ten grondslag hebben gelegen toe te zenden teneinde de gronden aan te vullen. Klagers raadsman heeft in het beroepschrift aangevoerd  dat aan het verzoek tot het toezenden van stukken geen gehoor is gegeven. 

Naar het oordeel van de beroepscommissie ligt het op de weg van de beklagrechter om de raadsman het onderliggende dossier te doen toekomen ter aanvulling van de gronden van het beklag (vgl. RSJ 4 november 2020, R-20/6355/GA). Nu de beklagrechter hieraan kennelijk niet heeft voldaan, kan het niet aan klager worden tegengeworpen dat hij zijn gronden niet (tijdig) heeft ingediend. 

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag terugwijzen naar de beklagrechter bij de PI Middelburg teneinde alsnog inhoudelijk op het beklag te beslissen.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de beklagrechter. Zij wijst het beklag terug naar de beklagrechter bij de PI Middelburg om dit alsnog inhoudelijk te beoordelen.

Deze uitspraak is op 16 november 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. S. Bijl en mr. A. Jongsma, leden, bijgestaan door mr. D. Boessenkool, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven