Nummer 21/23120/STA
Betreft [verzoeker]
Datum 9 september 2021
Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)
1. De procedure
Het hoofd van FPC Pompestichting te Nijmegen (hierna: de instelling) heeft op 4 september 2021 aan verzoeker een afzonderingsmaatregel opgelegd, ingaande op 4 september 2021.
Verzoekers raadsvrouw, mr. A.L. Louwerse, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van het hoofd van de instelling op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift.
2. De standpunten
Standpunt van verzoeker
Verzoeker heeft een spoedeisend belang bij zijn verzoek om schorsing gelet op de beperkingen die de maatregel meebrengt en het niet kunnen praktiseren van verlof. Op zaterdagochtend 4 september 2021 is verzoeker afgezonderd op zijn kamer. Een medepatiënt zou tegen de staf hebben gezegd dat er op vrijdag 3 september 2021 met verzoeker een handgemeen zou hebben plaatsgevonden. Verzoeker betwist dit uitdrukkelijk. De medepatiënt ligt niet goed in de groep. Er zijn veel irritaties in zijn richting. De patiënt zou onlangs ook gevochten hebben op de arbeid. Desondanks is verzoeker de enige die redelijk omgang met hem heeft en het ook vaker richting groepsgenoten voor hem opneemt. Toen verzoeker op 3 september 2021 een grapje maakt begon de medepatiënt met schelden en vervolgens met bedreigingen. Verzoeker heeft hem laten spuwen en is vervolgens weggelopen. De rest van de dag is er niets aan de hand geweest. De staf heeft ook niets opgemerkt qua spanning op de afdeling. De medepatiënt heeft kennelijk tegen de staf iets anders verteld, namelijk dat er sprake was geweest van een handgemeen. Dit is onjuist. Verzoeker heeft op zaterdag 4 september 2021 direct zijn verhaal verteld, is meewerkend geweest en heeft de veiligheid gegarandeerd. Toch heeft hij een afzonderingsmaatregel opgelegd gekregen. Aan verzoeker is medegedeeld dat hij het hele weekend in afzondering zou blijven en dat er pas op maandag verder wordt gekeken. Verzoeker acht dit onredelijk. Er behoort elke dag geëvalueerd te worden. Hij voldoet aan alle voorwaarden voor opheffing van de maatregel. Hij is in contact, meewerkend, open in zijn verhaal en heeft een schrijfopdracht ingeleverd. Verzoeker is zaterdagochtend ingesloten en pas zaterdagavond gehoord. Op zondag heeft hij de maatregel uitgereikt gekregen. Dat is niet binnen 24 uur en dus te laat. Er stond een verkeerde datum op de schriftelijke mededeling.
Standpunt van het hoofd van de instelling
De maatregel is opgelegd nadat op vrijdag 3 september 2021 een handgemeen zou hebben plaatsgevonden tussen verzoeker en een medepatiënt. Er worden over een weer beschuldigingen gedaan die verbaal en fysiek van aard zouden zijn geweest waardoor de veiligheid op de afdeling in gevaar is. Momenteel is het nog niet mogelijk de veiligheid op de afdeling te waarborgen, aangezien er nog onduidelijkheden zijn over het voorval. Hoewel verzoeker nog enig vorm van samenwerking laat zien, is dit nog onvoldoende om de maatregel op te heffen. Per dag wordt bekeken welke uitbreidingen mogelijk zijn zodat hij begeleid op de afdeling kan zijn.
3. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van het hoofd van de instelling slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. De voorzitter overweegt hieromtrent het volgende.
Op 3 september 2021 zou zich een handgemeen hebben voorgedaan tussen verzoeker en een medepatiënt op de kamer van die medepatiënt. Nu door kennelijk wisselende verklaringen van verzoeker en de betreffende medepatiënt de mogelijke toedracht van een incident op 3 september 2021 nog onduidelijk was, kan de destijds genomen afzonderingsmaatregel naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet op voorhand als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Het hoofd van de instelling heeft echter slechts summiere informatie verstrekt over het incident en de daarna met verzoeker en de medepatiënt gevoerde gesprekken. Zo is onduidelijk of er inmiddels informatie beschikbaar is die de verklaring van verzoeker dan wel de medepatiënt kan onderbouwen. Verder ontbreekt informatie hoe verzoeker zich de afgelopen dagen heeft gedragen en wat het hoofd van de instelling bedoelt met ‘enige vorm van samenwerking’ die verzoeker nu wel zou laten zien maar ‘nog onvoldoende’ is om de maatregel op te heffen. Van het hoofd van de instelling mag worden verlangd dat ook in de schorsingsprocedure informatie hierover wordt overgelegd, zodat de noodzakelijkheid van het voortduren van de afzonderingsmaatregel kan worden getoetst. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is enkel op basis van de verklaring van de medepatiënt nu niet komen vast te staan dat bijna een week na het incident het voortduren van de afzonderingsmaatregel nog steeds noodzakelijk is.
Gelet op het voorgaande zal de voorzitter het verzoek toewijzen en de verdere tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang schorsen tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.
4. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.
Deze uitspraak is op 9 september 2021 gegeven door mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, bijgestaan door mr. R. Kokee, secretaris.
secretaris voorzitter