Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8240/GA, 8 september 2021, beroep
Uitspraakdatum:08-09-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/8240/GA

 

                                   

Betreft [klager]

Datum 8 september 2021

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen:

a.         een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een strafcel, vanwege agressie jegens een medegedetineerde op de arbeidszaal, het afplakken van de camera in een afzonderingscel en het bedreigen en beledigen van het inrichtingspersoneel, ingaande op 19 augustus 2020 (SC 2020/211);

b.         de niet-tijdige uitreiking van de mededeling tot oplegging van bovengenoemde disciplinaire straf (SC 2020/212);

c.         een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een strafcel, vanwege bedreiging van het inrichtingspersoneel en dreiging om met ontlasting te smeren, ingaande op 29 augustus 2020 (SC 2020/213);

d.         toepassing van het zogenoemde boeienregime (SC 2020/214);

e.         de omstandigheid dat hij niet heeft kunnen bellen met zijn advocaat tijdens het ondergaan van de disciplinaire straf onder a. (SC 2020/215);

f.          het niet verstrekken van beklagformulieren (SC 2020/216).

 

De beklagcommissie bij het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Scheveningen heeft op 21 september 2020 de klachten ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

 

Klagers raadsman, mr. E.R. Weening, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en […], juridisch medewerker bij het PPC Scheveningen, gehoord op de digitale zitting van 6 augustus 2021. Dr. T. Jambroes, lid van de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Verwezen wordt naar de repliek in de beklagprocedure. De beklagcommissie heeft deze aanvulling niet meegenomen. Omdat klager weinig vertrouwen in de beklagcommissie heeft, verzoekt hij niet om terugwijzing. Voor alle klachten geldt, naast het hiernavolgende, dat niet inhoudelijk is gereageerd door de beklagcommissie.

 

Beklag a. en b.

Klager is op 18 augustus 2020 geboeid overgebracht naar de afzonderingscel. De datum die in de beslissing is genoemd is onjuist, of de beslissing is niet tijdig uitgereikt. Klager heeft de beslissing pas gekregen toen hij uit de inrichting werd overgeplaatst. De directeur stelt ten onrechte dat alle maatregelen op 19 augustus 2020 zijn ingegaan.

 

In beklag is niets aangevoerd over een bewaardersarrest. Nu (ter zitting van de beroepscommissie) zegt de directie dat “mogelijk” en later “waarschijnlijk” een bewaardersarrest is toegepast. Uit niets blijkt dat dat zo is.

 

Verder wordt nu gesteld dat de stukken zijn “voorgehouden”. Dat is eerder nooit aangevoerd door of namens de directie. De wet vereist bovendien uitreiken. Het is niet realistisch om stukken aan te bieden om te lezen aan iemand die niet voor rede vatbaar is en als een razende tekeer gaat, zoals de directie stelt. Uitdrukkelijk wordt betwist dat de stukken aan klager zijn uitgereikt om te lezen. Pas na de overplaatsing heeft klager de stukken gelezen die in zijn bakje waren gelegd. Er is alleen gezegd “je krijgt zoveel dagen rapport”. Klager wilde weten of het toepassen van cameratoezicht in de beslissing stond vermeld. Dat heeft hij niet kunnen controleren.

 

Beklag c.

De disciplinaire straf van 29 augustus 2020 betreft een dubbele bestraffing. Ook deze beslissing heeft klager niet gezien of gehoord.

 

Beklag d.

Klager is vanuit de werkzaal geboeid overgebracht naar de afzonderingscel. Het boeienregime gold dus feitelijk al vanaf 18 augustus 2020 en niet pas vanaf 20 augustus 2020. Er is geen beslissing uitgereikt. Het boeienregime was niet nodig terwijl klager in afzondering verbleef. Op basis van een gesprek met de gedragsdeskundige, werd er ‘ineens’ een boeienregime toegepast. Het is niet duidelijk waarom. De maatregel is disproportioneel.

 

Beklag e.

De directie heeft erkend dat klager van 18 tot 31 augustus 2020 slechts op één moment heeft kunnen bellen (niet alleen met zijn raadsman, maar ook met zijn relatie). Klager is dus in onvoldoende mate in de gelegenheid gesteld om met zijn advocaat te bellen. Namens de inrichting wordt ter zitting gesteld dat klager (eerst) na een week minimaal tien minuten mocht bellen. Het is onduidelijk hoe lang maximaal. De inrichting kan op deze manier het beklagrecht frustreren. Een gedetineerde die in afzondering verblijft kan geen beklag instellen, anders dan via zijn advocaat. Het is eens temeer van belang voor het vragen van schorsing.

 

Beklag f.

In de afzonderingscel is geen papier voorhanden. Klager kreeg geen beklagformulier. De directeur zegt van wel. Het is echter onduidelijk waar de beklagformulieren zouden liggen en op welke wijze klager die (in de situatie waarin hij zich bevond en door de wijze waarop hij werd benaderd) kon krijgen. De beklagcommissie neemt zomaar aan dat het wel kon. Als je in afzondering verblijft, hoor je op verzoek een beklagformulier van het personeel te krijgen.

 

Standpunt van de directeur

In het dossier bevinden zich de schriftelijke verslagen van 18 en 19 augustus 2020. Op 19 augustus 2020 is beslist. Er is ook een mogelijkheid om een bewaardersarrest toe te passen in afwachting van de beslissing. Dat is waarschijnlijk gebeurd. De beslissing is vervolgens onverwijld uitgereikt. Nadien heeft klager nog twee dagen opgelegd gekregen, omdat hij zich onheus had uitgelaten tegenover de directeur en de psychiater.

 

In de stukken staat dat klager een zogenoemde viermansbenadering behoefde. Pas toen hij weer beheersbaar was, is hij in de gelegenheid gesteld om te bellen. Iemand die slaat, schopt en dreigt met het smeren van poep, kan niet met vier man de gang op om hem daar te laten bellen of beklag in te laten stellen. Klager werd destijds uitsluitend in de gelegenheid gesteld om naar de luchtkooi te gaan.

 

De beslissingen zijn in klagers postvakje gedaan (de beroepscommissie begrijpt: dat zich kennelijk buiten klagers cel bevond), omdat hij de camera in zijn cel steeds afplakte. De stukken zijn aan klager gegeven om te lezen. Daarna zijn deze in de personeelsmap gedaan. Dit is wat het afdelingspersoneel te kennen heeft gegeven. Met de viermansbenadering is het wel mogelijk om stukken te laten lezen.

 

3. De beoordeling

Voor zover namens klager is geklaagd over de procedure bij de beklagcommissie, gaat de beroepscommissie hieraan voorbij, nu de klachten in beroep opnieuw ten gronde worden beoordeeld.

 

Beklag a., b. en c.

Hetgeen in beroep is aangevoerd inzake beklag a., b. en c. kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot andere beslissingen leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

 

De beroepscommissie merkt nog op dat een bewaardersarrest niet op schrift behoeft te worden gesteld. In het opgemaakte verslag staat echter wel vermeld: “De gedetineerde is ingesloten in afwachting van afhandeling van dit schriftelijk verslag”. Daaruit leidt de beroepscommissie af dat het bewaardersarrest is toegepast.

 

Beklag d.

Klager heeft zich op het standpunt gesteld dat het boeienregime feitelijk al per 18 augustus 2020 is toegepast. In een e-mail van 6 juli 2021, die zich in het dossier bevindt, schrijft de inrichting eveneens: “Klager verbleef vanaf 18 augustus 2020 in de obs en in boeienregime”. In de mededeling van het boeienregime staat echter dat deze per 20 augustus 2020 wordt opgelegd en deze mededeling is ook op 20 augustus 2020 ondertekend. Gelet daarop is het boeienregime met terugwerkende kracht opgelegd. Dat kan niet, gelet op het bepaalde in artikel 58, eerste lid, in verbinding met artikel 57, eerste lid, aanhef en onder h, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). De beroepscommissie zal het beroep in zoverre gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en dit beklag alsnog gegrond verklaren.

 

De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen, (mede) omdat zij van oordeel is dat het boeienregime wel in redelijkheid kon worden opgelegd, gelet op klagers aanhoudende agressieve gedrag en zijn dreigementen om te smeren met ontlasting.

 

Beklag e. en f.

Deze klachten zien feitelijk op het recht om beklag te kunnen instellen. De inrichting heeft niet uitdrukkelijk weersproken dat aan klager, op zijn verzoek, geen beklagformulieren zijn uitgereikt (beklag f.). De inrichting heeft daarnaast te kennen gegeven dat klager eerst na een aantal dagen in de gelegenheid is gesteld om met zijn advocaat te bellen. Hiervoor zou zijn gekozen, omdat klager, vanwege zijn gedrag, steeds door vier personeelsleden moest worden benaderd. De beroepscommissie begrijpt dat dit beperkingen met zich mee brengt, maar zij is van oordeel dat van de inrichting te allen tijde inspanningen mogen worden verwacht om de gedetineerde in staat te stellen zijn klachtrecht uit te oefenen. De directeur heeft ter zitting (gesteld, maar) niet genoegzaam duidelijk gemaakt dat het onmogelijk was om klager eerder te laten bellen met zijn raadsman.

 

Gelet op het voorgaande is onvoldoende gebleken dat de directeur ervoor heeft gezorgd dat klager zo spoedig mogelijk in de gelegenheid is gesteld om beklag in te stellen (artikel 60, derde lid, van de Pbw). De beroepscommissie zal het beroep in zoverre ook gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en deze klachten alsnog gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op €12,50.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a., b. en c. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

 

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag d., e. en f. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart deze klachten alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €12,50.

 

 

Deze uitspraak is op 8 september 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. S. Bijl en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven