Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2048/GV, 27 augustus 2007, beroep
Uitspraakdatum:27-08-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/2048/GV

betreft: [klager] datum: 27 augustus 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. drs. O.O. van der Lee, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 27 juli 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. drs. O.O. van der Lee om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Er kan zeker wel vertrouwen bestaan in een goed verloop van het verlof. Het is juist dat klager
eerder gedetineerd was. Tijdens deze detenties heeft hij diverse malen verlof gehad en heeft hij zich immer aan de verlofvoorwaarden gehouden. Er is destijds geen sprake geweest van enig incident. Op grond daarvan kan gesteld worden dat het verlof
thans
ook goed zal verlopen. Klager wijst op de positieve adviezen van zowel het openbaar ministerie als de directeur, die beiden wel vertrouwen hebben in het goede verloop van het verlof. Klager acht met name het advies van de directeur van belang omdat
deze
hem in persoon meemaakt en diens advies gebaseerd is op het huidige gedrag en opstelling van klager. Klager erkent dat hij een roerig verleden heeft gekend. Hij wenst zich thans verre te houden van enig strafbaar feit, de omgeving en het sociale
netwerk
in het kader waarvan hij in het verleden strafbare feiten pleegde. Voor wat betreft het delict, waar klager thans voor gedetineerd is, was er sprake van een funeste liefdesrelatie met een medeverdachte, die aanzette tot het delict. De relatie is thans
verbroken en er is geen enkel contact. Klager heeft overigens geen enkel bezwaar tegen voorwaarden verbonden aan het verlof. De proeftijd zag op een geheel ander soort delict dan waarvoor hij nu is gedetineerd. De selectiefunctionaris duidt ten
onrechte
niet de weigeringgrond waarop zijn afwijzing is gebaseerd. Klager verwijst naar 07/1061/GV, 07/370/GV en 06/3030/GV waarin sprake was van klagers die werden gekwalificeerd als veelplegers en die naar het oordeel van de beroepscommissie wel in
aanmerking
kwamen voor verlof.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klagers uittreksel uit het algemeen documentatieregister telt inmiddels elf pagina’s ondanks zijn jonge leeftijd van 25 jaar. Hieruit blijkt ook dat klager de delicten, waarvoor hij nu veroordeeld is in een opgelegde proeftijd heeft gepleegd. De vorige
detentie van klager eindigde op 13 juni 2006 en op 8 juli 2006 pleegde hij de eerste strafbare feiten weer. Ondanks overigens het goede gedrag van klager tijdens detentie is er geen vertrouwen in een goed verloop van verlof op basis van eerder vertoond
gedrag in vorige detenties en eerdere recidive.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Lelystad heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag indien aan dit verlof de voorwaarde wordt verbonden dat klager zich niet in de omgeving van het slachtoffer begeeft.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Amsterdam heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlofverlening indien klager geen contact met het slachtoffer zoekt.
De politie Meer en Vaart heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het verlofadres maar wel ten aanzien van klager. Klager heeft in de periode voor zijn hechtenis diverse delicten gepleegd waarbij hij gebruik heeft gemaakt van wapens en hij
kennelijk niet de intentie heeft om hiermee te stoppen. Het gevaar voor recidive wordt als zeer groot ingeschat.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek, wegens gekwalificeerde diefstal. Aansluitend dient hij drie weken gevangenisstraf te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 20 maart 2008.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Uit klagers uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister blijkt dat hij meermalen is veroordeeld voor met name (gekwalificeerde) vermogensdelicten. Door de selectiefunctionaris is gesteld dat klagers recidive en eerder vertoond gedrag tijdens
detentie de reden vormen om het verlofverzoek af te wijzen. Wat bedoeld wordt met eerder vertoond gedrag is niet nader ingevuld en niet nader onderbouwd. De beroepscommissie is van oordeel dat de recidive alleen onvoldoende grond vormt om de aanvraag
voor algemeen verlof af te wijzen. Te meer nu door klager onweersproken is gesteld dat verlof tijdens eerdere detenties goed is verlopen. Daarbij komt dat klagers huidige gedrag tijdens detentie als goed wordt omschreven. De directeur van de
inrichting,
waar klager thans verblijft, en de officier van justitie hebben positief geadviseerd terzake van verlofverlening. De beslissing van de Minister dient derhalve, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk en onbillijk te worden
aangemerkt. Het beroep zal gegrond worden verklaard en de Minister zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken (na ontvangst). Nu de rechtsgevolgen van de te vernietigen
beslissing nog ongedaan zijn te maken acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken (na ontvangst). Zij bepaalt dat klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 27 augustus 2007

secretaris voorzitter

Naar boven