Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1061/GV, 4 juni 2007, beroep
Uitspraakdatum:04-06-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1061/GV

betreft: [klager] datum: 4 juni 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 april 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. G.W.L.A.M. Koppen, om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. Het OM en de selectiefunctionaris kwalificeren klager ten onrechte als een veelpleger. Het
vermeende recidivegevaar is niet gebaseerd op feiten. Klager is meerdere malen gedetineerd geweest. De toen verleende verloven zijn goed verlopen. Gedurende de resterende strafduur zal klager weinig mogelijkheden hebben om met verlof te kunnen gaan.
Verder is tijdens klagers huidige detentie zijn moeder niet in de gelegenheid geweest klager te bezoeken. Klager wenst haar op korte termijn te bezoeken.
Klager voldoet aan de eisen voor het verlenen van algemeen verlof. Ten onrechte wordt door het OM aangevoerd dat de Marokkaanse nationaliteit van klager reden is om een verhoogd vluchtgevaar aan te nemen. Klager bezit ook de Nederlandse nationaliteit
en
woont sinds jaar en dag in Nederland. Het positieve rapport van de inrichting wordt om onbegrijpelijke redenen afgesloten met een negatief advies omdat men zich aansluit bij het advies van het OM. Het advies van de inrichting behoort juist te zijn
gebaseerd op de feiten en omstandigheden die vanuit de detentie van klager bekend zijn. Klagers huidige detentie is in verband met handel in verdovende middelen. Het gevaar voor herhaling van een dergelijk delict lijkt bij een kortdurend verlof zoals
het algemeen verlof niet reëel.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het verlof is afgewezen vanwege de negatieve adviezen van het OM en de inrichting. Met name de status van veelpleger is een contra-indicatie om klager in deze fase van zijn detentie
algemeen verlof te verlenen gezien het risico op recidive. Vanwege klagers status als veelpleger is hij geselecteerd voor een gesloten inrichting in plaats van een beperkt beveiligde inrichting. Tegen deze beslissing heeft klager geen bezwaar
aangetekend. Uit navraag bij de inrichting is gebleken dat het onduidelijke advies gelezen moet worden als een negatief advies vanwege dezelfde argumenten als het OM. Het negatieve advies ligt niet aan het gedrag en functioneren van klager binnen de
inrichting. In een latere fase van zijn detentie komt klager in aanmerking voor een incidenteel verlof om hem in de gelegenheid te stellen praktische voorbereidingen te treffen op zijn invrijheidstelling.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie De Dordste Poorten heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De advocaat-generaal bij het ressortparket te Den Haag adviseert negatief omdat klager een veelpleger is en daardoor de kans groot is dat hij
zal recidiveren. Gelet op de Marokaanse nationaliteit acht de advocaat-generaal de kans reëel dat klager een verlof zal gebruiken om zich aan de executie te onttrekken. De politie te Vlissingen heeft geen bezwaar tegen verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet (handel in verdovende middelen). De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 19 oktober 2007.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vier verlofaanvragen indienen.

De Minister heeft klagers verlofaanvraag afgewezen omdat klager dient te worden aangemerkt als een veelpleger. Nog daargelaten dat dit op grond van de door de Minister overgelegde gegevens niet kan worden vastgesteld, vormt dit onvoldoende grond de
aanvraag voor algemeen verlof af te wijzen. Te meer nu door klager onweersproken is gesteld dat verlof tijdens eerdere detentie goed is verlopen. De beslissing van de Minister dient derhalve bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als
onredelijk en onbillijk te worden aangemerkt. Het beroep zal gegrond worden verklaard en de Minister zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken (na ontvangst). Nu de
rechtsgevolgen van de te vernietigen beslissing nog ongedaan zijn te maken acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken (na ontvangst).
Zij bepaalt dat klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 4 juni 2007

secretaris voorzitter

Naar boven