Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2054/GV, 27 augustus 2007, beroep
Uitspraakdatum:27-08-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/2054/GV

betreft: [klager] datum: 27 augustus 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.J.A.M. Baudoin, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 juli 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. Klager verbleef tot 11 mei 2007 in de p.i. Zutphen en is op deze datum overgeplaatst naar de p.i. Vught.
In
laatstgenoemde inrichting voelt klager zich meer op zijn gemak. In de p.i. Zutphen werd klager minder correct en met vooringenomenheid door het personeel bejegend. Tijdens zijn verblijf in de p.i. Zutphen is klager inderdaad een aantal keren betrapt op
druggebruik. In de p.i. Vught heeft hij drie urinecontroles gehad, waarbij geen druggebruik is geconstateerd. Klager had in de p.i. Zutphen al vaker problemen met het afdelingshoofd. Klager wilde de directeur spreken. Maar toen het afdelingshoofd zich
ermee ging bemoeien, zei klager: “Stuur deze man alstublieft weg, want ik krijg de neiging hem te slaan”. Deze uitlating is geen bedreiging, het is veel meer een poging om het conflict niet verder te laten escaleren. De positieve scores van de
urinecontroles zijn allemaal ten tijde dat klager in de p.i. Zutphen verbleef. Na zijn overplaatsing naar Vught is klager in een rustige omgeving terecht gekomen en heeft hij zich steeds goed gedragen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De inrichting heeft negatief op het verzoek gereageerd vanwege een recente overplaatsing naar de p.i. Vught. Aanleiding voor de overplaatsing was vooral het uiten van ernstige
bedreigingen door klager naar het personeel. Tijdens het relatief korte verblijf in de p.i. Vught van twee maanden, hebben zich geen bijzonderheden voorgedaan. Klager verblijft sinds 2004 in detentie. Zijn detentie laat een aaneenschakeling zien van
rapporten die gerelateerd zijn aan de invoer of gebruik van drugs. De bedreigingen in de p.i. Zutphen waren ook naar aanleiding van het afhandelen van een rapport over druggebruik. Hoewel klager gedurende zijn verblijf in de p.i. Vught nog niet heeft
gescoord op het gebruik van drugs, is het zeer aannemelijk dat klager gedurende zijn verlof drugs zal gebruiken.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Nieuw Vosseveld te Vught heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De politie Flevoland gaat akkoord met verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager ondergaat thans een vervangende hechtenis taakstraf van 4 maanden. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van 14 dagen te ondergaan. De einddatum van klagers detentie is op 24 december 2007.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Uit de stukken komt naar voren dat klager tijdens zijn detentie vanaf 2004 veelvuldig is betrapt op het gebruiken en invoeren van drugs. Laatst op 2 mei 2007 is aan klager een disciplinaire straf opgelegd in verband met een positieve urinecontrole.
Alhoewel na klagers overplaatsing naar de gevangenis Nieuw Vosseveld te Vught positieve scores zijn uitgebleven, vormt het vorenstaande thans nog een voldoende contra-indicatie die een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve is de
beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder c van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), niet
onredelijk of onbillijk.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 27 augustus 2007

secretaris voorzitter

Naar boven