Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21481/TA, 31 augustus 2021, beroep
Uitspraakdatum:31-08-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/21481/TA

    

           

Betreft [klager]

Datum 31 augustus 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van het hoofd van FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen (hierna: de instelling)

 

1. De procedure

[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de beslissing van 6 januari 2021 om met ingang van 7 januari tot en met 10 januari tijdens quarantaine op kamer niet te mogen luchten vanwege de besmetting van een sociotherapeut met Covid-19.

De beklagcommissie bij de instelling heeft op 20 mei 2021 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €50,- (Me 2021-19). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Het hoofd van de instelling heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft […], jurist bij de instelling, klager via een belverbinding en klagers raadsvrouw mr. J.A.M. Kwakman via een videoverbinding gehoord op de zitting van 13 augustus 2021.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van het hoofd van de instelling

Met het coronavirus is sprake van een ingrijpende sector overstijgende noodtoestand als gevolg waarvan de gehele bevolking inperkingen op fundamentele rechten heeft moeten accepteren en ondergaan.  Het niet kunnen luchten is een zware inbreuk op de rechten van patiënten. Maar buiten kijf zou moeten staan dat ingeval van een wereldwijde pandemie sprake is van een voortdurende noodsituatie ten gevolge waarvan dagelijks mensen ernstig ziek worden en zelfs overlijden of op langere termijn negatieve gevolgen voor de gezondheid blijven ondervinden. De instelling handelt hierop op eenzelfde manier als van mensen buiten de instelling wordt verwacht. Gelet op de forse risico’s voor de gezondheid en het feit dat een uitbraak van het coronavirus binnen de instelling ingrijpende negatieve gevolgen kan hebben voor de bedrijfsvoering (hoge uitval van medewerkers met ook beperkingen van patiënten als gevolg), acht de instelling het medisch volkomen onverantwoord om – nadat is vastgesteld dat een patiënt of medewerker besmet is met corona – de patiënten en medewerkers verder en onnodig bloot te stellen aan het risico van besmetting en een corona-uitbraak binnen de instelling te riskeren. Benadrukt wordt dat de kwetsbare patiëntengroep binnen de instelling een grotere kans heeft om op de intensive care te belanden of te overlijden ingeval van een coronabesmetting. Die extra grote kans op besmetting houdt verband met onderliggende somatische klachten en/of overgewicht (al dan niet wegens medicatiegebruik) bij veel van de patiënten van de instelling.

Door de instelling is hierop geanticipeerd door te besluiten tot een quarantainemaatregel ingeval van een vastgestelde coronabesmetting bij een patiënt of een medewerker, inhoudende dat de patiënten van de unit waar de besmette medewerker werkzaam is of de besmette patiënt verblijft op hun eigen verblijf in quarantaine gaan en medewerkers die met de besmette persoon in aanraking zijn geweest thuis in quarantaine gaan. De quarantaine houdt in dat de desbetreffende patiënten in afwachting van een negatieve uitslag van een op de vijfde dag afgenomen coronatest in kamerverpleging geplaatst worden. Onderdeel daarvan is dat er, gelet op de gezondheidsrisico’s en het gevaar voor verdere besmettingen, gedurende die periode niet gewandeld of gelucht wordt met die patiënten. 

Dit quarantainebeleid is tot stand gekomen in samenspraak met de huisarts. Daarbij is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de RIVM-maatregelen zoals die landelijk ook buiten de instelling gelden. Buiten de instelling kan men tijdens quarantaine een frisse neus halen in de eigen tuin of op het eigen balkon als men daarover beschikt en is het niet de bedoeling om je te begeven in een gemeenschappelijke trappengang of patio en zijn er meerdere situaties te bedenken waarin mensen worden geacht zich in bijvoorbeeld een (slaap)kamer of op zolder in huis te isoleren. Het verblijf in de instelling brengt helaas met zich mee dat je geen eigen luchtplaats hebt.

Door op deze wijze het contact met anderen tot een minimum te beperken wordt gewaarborgd dat de quarantaine in principe maximaal vijf dagen duurt en beperkt blijft tot een relatief klein gedeelte van de instelling. Deze korte maar noodzakelijke en doelgerichte wijze van ingrijpen zorgt ervoor dat de bewegingsvrijheid en het programma van de overige patiënten en medewerkers en de algehele bedrijfsvoering binnen de instelling niet verder worden beperkt dan noodzakelijk is en de overige patiënten en medewerkers ook niet onverantwoord en onnodig blootgesteld worden aan (mogelijk) besmette personen.

Naast het feit dat het medisch niet verantwoord is om met mogelijk besmette personen door de instelling te wandelen om te luchten, moet dit praktisch en realistisch gezien als totaal onuitvoerbaar worden beschouwd. Anders dan in de uitspraak van de beklagcommissie is vermeld, was niet enkel klagers unit Marne 1 (11 patiënten) maar ook de naastgelegen unit Marne 2 (7 patiënten) in quarantaine. Zou men met al deze 18 patiënten individueel een uur afzonderlijk moeten gaan luchten, dan dient de hele route naar de luchtplaats de hele dag op slot te gaan voor de rest van de instelling. Ook dient deze route telkens ontsmet te worden voordat een volgende patiënt kan gaan luchten. Dit alles is alleen al qua tijd simpelweg niet haalbaar. Ook niet wat betreft het door het begeleidende personeel telkens moeten omwisselen van een schoon beschermend pak. Qua tijd zou het nog wel te realiseren zijn om met de gehele patiëntengroep van de unit te gaan wandelen, maar dat is onverantwoord. Daarmee zou een kettingreactie van besmettingen geriskeerd worden als uit de test op de vijfde dag van de quarantaine blijkt dat ook maar één van die patiënten besmet is en de overige patiënten verlengd in quarantaine moeten.

In de desbetreffende periode werden in principe wel mondkapjes gedragen met uitzondering van hen voor wie dat niet haalbaar was. Geprobeerd is de units zo weinig mogelijk met elkaar in contact te laten komen. De instelling gaat ervan uit dat de getroffen maatregel effect heeft gehad, daar een grote uitbraak van het coronavirus is uitgebleven.

Het is juist dat nu geen mondkapjes worden gedragen. De huidige situatie in de instelling verschilt van de situatie in januari 2021.

Hoewel luchten bij noodzakelijke quarantaine dus onverantwoord en onmogelijk is, wordt beseft dat het verblijf in quarantaine als zwaar kan worden ervaren. Als compensatie mogen de patiënten gedurende een quarantaineplaatsing vrij bellen met gescreende en goedgekeurde netwerkleden en worden de gemiste arbeidsuren volledig uitbetaald. Met corona besmette patiënten hebben tegen de regels in zelfs hun eigen mobiele telefoons op hun verblijf gekregen.

Wat betreft klager wordt nog het volgende opgemerkt. Van een patiënt die stelt zich bewust te zijn van de risico’s van het besmet raken met en de verspreiding van het coronavirus en de noodzaak van quarantaine inziet, maar ook de mogelijkheid van luchten erg belangrijk vindt, mag op zijn minst verlangd en verwacht worden dat hij dan gedurende de quarantaine meewerkt aan het opmeten van zijn temperatuur. Dat is in de periode van 7 tot 10 januari 2021 bij klager niet gelukt omdat hij uit contact was dan wel weigerde mee te werken.

Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren en daarbij expliciet uitspraak te doen over de onderliggende principiële vraag of een heersende pandemie als het huidige coronavirus, met ook door het ministerie vastgestelde en opgelegde RIVM-maatregelen in het kader van de volksgezondheid en het belang van de volksgezondheid zelf, grondslag geeft voor een FPC om inbreuk te kunnen maken op het individuele recht op luchten.

 

Standpunt van klager

De klacht ziet niet op de quarantainemaatregel zelf daar klager die begrijpt, maar alleen op het ten onrechte niet kunnen luchten tijdens die maatregel. Luchten is juist belangrijk bij het de gehele dag op kamer moeten verblijven. De bestrijding van het coronavirus is belangrijk en raakt de veiligheid van patiënten en het zal logistiek lastig zijn en een zekere personele bezetting vergen om patiënten individueel te laten luchten. Er is echter geen sprake van een zodanige noodsituatie of onvoorziene omstandigheid dat het recht op luchten daarmee komt te vervallen. De instelling had op de situatie van besmetting door het personeel en als gevolg daarvan een quarantainemaatregel voorbereid moeten zijn, en kon dit ook, daar het coronavirus al sinds maart 2020 rondwaart. Het hoofd van de instelling heeft een grote inspanningsverplichting om tijdig beleid te maken om in het luchten te voorzien. Andere oplossingen dan enkel quarantaine op kamer zonder luchten hadden allang gevonden kunnen worden.

De instelling beroept zich op algemeen beleid, maar moet juist beleid maken per individuele patiënt of per afdeling. Volgens de instelling is dat logistiek niet haalbaar. Het ging echter om twee afdelingen met in totaal 18 patiënten en volgens klager was het per unit of individueel luchten in de specifieke omstandigheden niet onmogelijk. De afdelingen Marne 1 en 2 liggen aan het einde van de gang en direct bij het trappenhuis dat uitkomt op de luchtplaats. In het midden van de gang is ook een trappenhuis, zodat het niet nodig is dat patiënten van andere units langs de afdelingen Marne 1 en 2 zouden moeten gaan. Bovendien worden de deuren van het trappenhuis bediend door beveiliging op afstand en met camera’s en is op de luchtplaats zelf voor de veiligheid geen personeel nodig. Het kost daardoor relatief weinig tijd om een individuele patiënt van klagers unit of de naastgelegen unit naar de luchtplaats te laten gaan. Klager had alle vrijheden en kon zonder begeleiding door de instelling lopen. Die afweging is niet gemaakt. Ook had men snel- of zelftests kunnen regelen of een redelijk ruime luchtplaats in vakken kunnen opdelen om 1,5 meter afstand te kunnen houden. Alleen de trapleuningen zouden dan gereinigd moeten worden. Daar er verschillende looproutes naar de luchtplaats mogelijk zijn is het niet nodig de hele instelling af te sluiten om patiënten van de afdelingen Marne 1 en 2 te laten luchten. Er zijn ook nog andere luchtplaatsen die gebruikt kunnen worden. Ook zou gelucht kunnen worden gedurende een half uur of om de dag, zoals ook in andere instellingen wordt gedaan. Ook zou men de keuze kunnen laten aan patiënten om met de afdeling te luchten en daarbij het risico te nemen van langere quarantaine ingeval van besmetting. De RIVM-maatregelen nopen niet tot niet luchten. In bijvoorbeeld Veldzicht gelden tijdens quarantaine geen beperkingen.

Van belang is verder dat de instelling zelf bewust het risico op besmetting van personeel naar patiënten neemt, daar de jurist bij de beklagcommissie en het hoofd van de instelling in een interview in april 2021 hebben gemeld dat er geen mondkapjesplicht in de instelling geldt en geen 1,5 meter afstand kan worden gehouden. Als zich dan een besmetting voordoet, wordt dit op het bordje van de patiënten gelegd. Klagers raadsvrouw heeft recent de instelling bezocht en niets gemerkt van voorzorgsmaatregelen aan de kant van het personeel. Zo werd geen temperatuur gemeten bij binnenkomst en werden geen mondkapjes gedragen. Een week voor de zitting is gebleken dat wederom een sociotherapeut een patiënt heeft besmet.

De vergelijking van de instelling met de beperkingen in een gezin gaat niet op, omdat de beperkingen in de instelling verder gaan dan in een gezin en een patiënt in quarantaine in de eigen kamer moet blijven en geen frisse neus kan halen.

Het niet meewerken van klager aan temperatuurmetingen staat niet in relatie tot het niet kunnen luchten. Als uit een meting zou blijken dat hij geen koorts had zou hij nog steeds niet hebben mogen luchten. Hij wilde niet meewerken omdat de meting werd gedaan door personeel dat met het besmette personeelslid in contact is geweest en bij de meting via het oor geen 1,5 meer afstand kan worden gehouden.

Verder mag van de instelling extra inspanningen ter compensatie worden verwacht als het luchten niet mogelijk is. Het mogen bellen met gescreende personen is geen compensatie omdat dat altijd al mag. Verdere compensatie heeft voor het niet kunnen luchten niet plaatsgevonden.

Overigens is de compensatie voor de afzondering niet volledig geweest omdat volgens klager niet alle gemiste arbeidsuren zijn uitbetaald. Daar loopt nog een beklagzaak over.

Klager is niet in beroep gegaan, maar meent dat de hele beslissing ter beoordeling voorligt en dus ook de hoogte van de door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming. Klager is van mening dat hem een hogere tegemoetkoming van €20,- per dag niet luchten toekomt, omdat het uitblijven van luchten extra zwaar was door het 24 uur per dag alleen op kamer moeten verblijven.

 

3. De beoordeling

De quarantainemaatregel – die op zich in beroep niet aan de orde is – komt feitelijk neer op afzondering als bedoeld in artikel 34 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt).

Krachtens artikel 2, eerste lid, van de Regeling rechten tijdens afzondering en separatie zijn tijdens de afzondering beperkingen op de aan de verpleegde op grond van de wet toekomende rechten slechts mogelijk op de in de wet genoemde gronden.

Op grond van artikel 43, derde lid, Bvt heeft een verpleegde het recht op verblijf in de buitenlucht gedurende ten minste een uur per dag. In beginsel zijn op dit recht geen beperkingen toegelaten.

Het recht op luchten is volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie zo fundamenteel dat de instelling extra inspanningen dient te verrichten om een verpleegde niet in dit recht te beperken. Met extra inspanningen wordt gedoeld op extra personeelsinzet dan wel beveiliging of eventueel mechanische hulpmiddelen. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen mag het voorkomen dat een verpleegde niet in de gelegenheid wordt gesteld om te luchten. Als dat om organisatorische redenen niet mogelijk is, dient klager daarvoor een compensatie te worden geboden, zoals een extra luchtmoment de volgende dag (vgl. RSJ 23 december 2015, 15/2433/TA en 15/2523/TA en RSJ 4 juli, 14/0591/TA).

In beroep is aan de orde of de door de instelling aangevoerde omstandigheid van besmetting van een personeelslid met Covid-19 kan worden aangemerkt als een dusdanige uitzonderlijke omstandigheid dat die een beperking op het recht op luchten van klager tijdens een quarantainemaatregel van 7 tot en met 10 januari 2021 kan rechtvaardigen (klager had al gelucht op 6 januari 2021). Deze vraag wordt door de instelling bevestigend en door klager en zijn raadsvrouw ontkennend beantwoord.

Naar het oordeel van de beroepscommissie kan een besmetting met Covid-19 van een personeelslid op de verblijfsunit van klager worden aangemerkt als een zodanig gevaarzettende omstandigheid dat die een beperking op het recht op luchten van klager tijdens de quarantainemaatregel van 7 tot en met 10 januari 2021 kan rechtvaardigen. De instelling heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het laten doorgaan van luchten van de hele unit of individuele patiënten van die unit gedurende de quarantainemaatregel – terwijl niet bekend is of sprake is van verdere besmetting – medisch gezien onverantwoord moet worden geacht. De instelling heeft immers een zorgplicht naar niet alleen de patiënten (en personeelsleden) van de unit(s) waar een besmetting is vastgesteld, maar naar alle patiënten (en personeelsleden) van de instelling. Juist in een periode van oplaaiende besmettingen waarvan buiten de instelling in december 2020 sprake was, is binnen de instelling extra voorzichtigheid geboden om het risico van besmetting en een corona uitbraak binnen de desbetreffende units en daarbuiten in de instelling te voorkomen. Hierbij is van belang dat de instelling heeft benadrukt dat de kwetsbare patiëntengroep binnen de instelling een grotere kans heeft om op de intensive care te belanden of te overlijden ingeval van een coronabesmetting door onderliggende somatische klachten en/of overgewicht (al dan niet wegens medicatiegebruik). Daarnaast is voorstelbaar dat hoge uitval van medewerkers als gevolg van besmettingen nog meer en mogelijk langer durende beperkingen op rechten van patiënten tot gevolg zal hebben.

Voldoende aannemelijk is dat het in het licht van de gezondheid van allen in de instelling redelijkerwijs organisatorisch niet valt te regelen om klager en zijn medepatiënten van Marne 1 (en Marne 2, waar ook sprake was van een besmetting) individueel te laten luchten, zonder dat zij het risico lopen op onderlinge besmetting tijdens de quarantainemaatregel gedurende welke maatregel immers niet bekend is of er verdere besmettingen zijn. Ook de door klagers raadsvrouw gedane suggesties kunnen dat risico niet uitsluiten. 

De door klagers raadsvrouw gestelde omstandigheid dat in andere inrichtingen tijdens quarantaine nog wel luchten in beperkte vorm is aangeboden kan niet tot een ander oordeel leiden, omdat niet bekend is onder welke specifieke feiten en/of omstandigheden dat zou zijn gebeurd en of die situatie vergelijkbaar is met de specifieke situatie van de instelling begin januari 2021.

Verder is de beroepscommissie van oordeel dat de instelling voldoende inspanningen heeft verricht om klager (en zijn medepatiënten) een passende compensatie te bieden voor het feit dat gedurende de quarantainemaatregel niet kon worden gelucht. Zo is volgens de instelling toegestaan vanuit de eigen verblijfsruimte vrij, dat wil zeggen op elk gewenst moment, met gescreende contacten te telefoneren en worden door de quarantaine gemiste arbeidsuren volledig uitbetaald althans dat is de insteek, nu klager stelt dat daarvan geen sprake is en daarover nog een beklagzaak loopt.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing van het hoofd van de instelling niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 31 augustus 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. M.R. Daniel en drs. J.E. Wouda, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven