Nummer R-20/6781/GA
Betreft [klager]
Datum 11 november 2021
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van 18 uren en 15 minuten opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege het bedreigen van een groepsleider.
De beklagrechter bij het Pieter Baan Centrum (PBC) te Almere heeft op 23 april 2020 het beklag ongegrond verklaard (PBC2019/32 en 33). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klagers raadsman, mr. M.A. Prins, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van het PBC in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager heeft een discussie gehad met de afdelingsmedewerkster, maar hij heeft nooit de woorden ‘ik schiet je buiten zo kapot’ gebruikt. Klagers woorden zijn verdraaid en aldus is de disciplinaire straf onterecht aan hem opgelegd. Klager zat niet fout in deze situatie, nu de afdelingsmedewerkster de discussie heeft uitgelokt.
Omdat klager de uitspraken zoals opgenomen in het rapport nooit heeft gedaan is de aan hem opgelegde straf onredelijk en onbillijk en dient het beroep gegrond te worden verklaard.
Verzocht wordt om aan klager een financiële tegemoetkoming toe te kennen.
Standpunt van de directeur
De directeur heeft geen nadere reactie op het beroepschrift gegeven.
3. De beoordeling
De beroepscommissie constateert dat de schriftelijke mededeling van de disciplinaire straf in de stukken ontbreekt. Navraag bij de directeur heeft uitgewezen dat de directeur de schriftelijke mededeling niet heeft kunnen (terug)vinden. Gelet hierop kan de beroepscommissie niet vaststellen of aan alle voor het opleggen van een disciplinaire straf te stellen procedurele vereisten is voldaan overeenkomstig de voorschriften in de artikelen 57, eerste lid, sub c en 58, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet en of de directeur in redelijkheid de bestreden disciplinaire straf aan klager kon opleggen. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal worden vernietigd. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen ten bedrage van €10,-.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €10,-
Deze uitspraak is op 11 november 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, U.P. Burke en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door mr. D. Boessenkool, secretaris.
secretaris voorzitter