Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7342/GA, 27 september 2021, beroep
Uitspraakdatum:27-09-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7342/GA

         

Betreft [Klager]

Datum 27 september 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat hij naar eigen zeggen arbeidsongeschikt is en de directeur hem niet van aangepaste arbeid voorziet, waardoor klager in het basisprogramma verblijft.

 

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Zwolle heeft op 15 juni 2020 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (Z1-2020-155). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

 

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman mr. A.M.J. Joris en de directeur van de PI Zwolle (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is gediagnosticeerd met het post traumatisch stress syndroom (PTSS) en is daarom arbeidsongeschikt. De directeur voldoet niet aan zijn inspanningsverplichting om klager van gepaste arbeid te voorzien en als gevolg daarvan wordt klagers gedrag op het onderdeel arbeid niet als ‘groen’ (gewenst) aangemerkt en verblijft hij reeds vijftien maanden in het basisprogramma. Verzocht wordt om een financiële compensatie.

 

Standpunt van de directeur

De directeur blijft in beroep bij zijn in beklag ingenomen standpunt, inhoudende dat klager niet deelneemt aan de arbeid, terwijl hij niet arbeidsongeschikt is verklaard in de PI Zwolle. Derhalve kan klagers gedrag niet als ‘groen’ worden gekwalificeerd, hetgeen een vereiste is voor plaatsing in het plusprogramma. Klagers standpunt dat hij arbeidsongeschikt is, betreft een medisch oordeel en klager dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beklag.

 

3. De beoordeling

Arbeidsongeschiktheid

Voor zover klager zich beklaagt over de omstandigheid dat hij in de PI Zwolle niet (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is verklaard, terwijl hij in vorige inrichtingen steeds (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is verklaard, overweegt de beroepscommissie dat dit een medisch-inhoudelijke beslissing betreft waartegen op grond van artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) geen beklag openstaat. Het is immers niet de directeur die over de arbeidsongeschiktheidsstatus beslist. Uit vaste jurisprudentie van de beroepscommissie volgt dat de beklagrechter zich bij klachten als deze onbevoegd moet verklaren om daarvan kennis te nemen (zie RSJ 30 juli 2017, 17/2979/GA). Nu de beklagrechter zich in deze zaak in zoverre ten onrechte (impliciet) bevoegd heeft verklaard van het beklag kennis te nemen (en klager vervolgens niet-ontvankelijk in zijn beklag heeft verklaard), zal de uitspraak van de beklagrechter in zoverre worden vernietigd.

 

Het is de beroepscommissie ambtshalve bekend dat klager inmiddels is overgeplaatst naar Forensisch Psychiatrisch Centrum Van der Hoeven Kliniek. Daarom zal de beroepscommissie de klacht niet ter bemiddeling voorleggen aan het hoofd van de medische dienst van de PI Zwolle, maar de klacht rechtstreeks doorsturen naar de Medisch Adviseur van (thans:) het Ministerie van Justitie en Veiligheid.

 

Insluiting tijdens de arbeid en verblijf in het basisprogramma

Voor zover klager zich beklaagt over zijn insluiting tijdens de voor de arbeid bestemde uren en zijn verblijf in het basisprogramma als gevolg van zijn weigering deel te nemen aan de regulier aangeboden arbeid in de PI Zwolle, overweegt de beroepscommissie dat dit een beslissing van de directeur betreft waartegen op grond van artikel 60 van de Pbw beklag openstaat. De beklagrechter had klager daarom in zoverre ontvankelijk moeten verklaren in zijn beklag. De uitspraak van de beklagrechter zal in zoverre worden vernietigd en de beroepscommissie zal de klacht in zoverre alsnog inhoudelijk beoordelen.

 

Uit het dossier volgt dat klager niet deelnam aan de in de PI Zwolle aangeboden (reguliere) arbeid, omdat hij stelt dat hij is gediagnosticeerd met PTSS en daarom arbeidsongeschikt is. Uit de stukken is niet gebleken dat klager is gediagnosticeerd met PTSS, enkel dat er aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van PTSS. Evenmin is klager door de inrichtingsarts van de PI Zwolle als arbeidsongeschikt aangemerkt. Dat klager in andere PI’s aangepaste arbeid heeft verricht – hetgeen overigens niet is weersproken door de directeur – doet hier naar het oordeel van de beroepscommissie niet aan af. Nu klager niet de status arbeidsongeschikt had en weigerde deel te nemen aan de arbeid, heeft de directeur klagers gedrag in redelijkheid op dat onderdeel niet als ‘groen’ (gewenst) kunnen aanmerken en hem dus niet hoeven promoveren. Naar het oordeel van de beroepscommissie is niet gebleken dat de directeur zich niet heeft ingespannen om klager te laten deelnemen aan de arbeid. De beroepscommissie zal het beklag dan ook in zoverre ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter.

 

De beroepscommissie bepaalt dat de beklagrechter zich onbevoegd had moeten verklaren om kennis te nemen van het beklag voor zover dit erop ziet dat klager niet (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is verklaard en stuurt deze medische klacht door naar de Medisch Adviseur van het Ministerie van Justitie en Veiligheid.

 

De beroepscommissie verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag voor zover dit ziet op klagers verblijf in het basisprogramma, maar verklaart dit beklag ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 27 september 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. S. Bijl en mr. A. Jongsma, leden, bijgestaan door mr. Y.P. Schleijpen, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven