Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/22725/GV, 24 augustus 2021, beroep
Uitspraakdatum:24-08-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          21/22725/GV

    

           

Betreft [Klager]

Datum 24 augustus 2021

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 13 augustus 2021 klagers verzoek om strafonderbreking afgewezen.

Klagers raadsman, mr. A.S. Sewgobind, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager wil gebruikmaken van zijn spreekrecht tijdens een strafzitting. Bij deze strafzitting staat de verdachte terecht die klagers broer zou hebben vermoord. Bij de zitting bij de rechtbank was klager niet aanwezig en hij hoopt dat hij bij het hoger beroep wel aanwezig kan zijn.

Klagers vrouw heeft tijdens het rouwproces een herseninfarct gehad en zij heeft ook te kampen met psychische problemen. Zij krijgt hier medicatie voor. Zij is ook in behandeling bij een psychiater en krijgt medicatie voorgeschreven voor haar angst- en dwangstoornis. Zijn moeder heeft het moeilijk na het overlijden van haar zoon. Ook klager kampt met psychische problemen en is onder behandeling van een psycholoog. De psycholoog heeft geschreven dat de strafonderbreking voor klager (en zijn gezin) een belangrijke positieve bijdrage kan leveren aan zijn traumaverwerking.

Klager wordt, vanwege zijn detentie, op een aparte positie in de rechtszaal geplaatst. Tijdens onderbrekingen van de zaak wordt klager vervolgens als gedetineerde in het cellencomplex geplaatst in afwachting van de hervatting van de strafzaak. Juist op deze momenten heeft klager behoefte aan contact met zijn vrouw en moeder. Als klager op verlof mag en begeleid moet worden door de Dienst Vervoer & Ondersteuning, zoals de Minister voorstelt, dan wordt hij als gedetineerde behandeld en niet als slachtoffer. 

Er is sprake van een dusdanig bijzondere omstandigheid, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Zowel het multidisciplinair overleg (MDO) als de Vrijheden Commissie van de Penitentiaire Inrichting (PI) hebben positief geadviseerd. Ook de psycholoog van klager ondersteunt het verzoek tot strafonderbreking.

Door de Minister wordt, in de reactie op het beroepschrift, de noodzaak om de traumatische gebeurtenis te kunnen verwerken in het geheel ontkend. Namens klager is een medische toestemmingsverklaring naar de casemanager verzonden om de gegevens bij de medisch adviseur bij de afdeling Individuele Medische Advisering (IMA) op te laten vragen over de vrouw van klager. Klager wordt nu de dupe van de nalatigheid vanuit de PI. Het kan niet zo zijn dat dit aan klager wordt tegengeworpen. Hierop wachten is onmogelijk, omdat de strafzitting binnenkort zal plaatsvinden.

 

Standpunt van verweerder

Klager wil strafonderbreking om aanwezig te zijn bij een zitting en daar als nabestaande zijn spreekrecht te kunnen uitoefenen. Dit kan worden ondervangen door aan klager verlof, met begeleiding, toe te kennen. Daarnaast wenst klager strafonderbreking, zodat hij zijn familie kan bijstaan in deze periode. Strafonderbreking is daar echter niet voor bedoeld.

De inrichtingspsycholoog heeft gezegd dat het goed voor klager zou zijn om de zitting bij te wonen en aansluitend eventueel het graf van zijn broer te bezoeken. Dit betekent echter niet dat klager om die reden strafonderbreking moet worden verleend. Op basis van artikel 26, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) kan klager in de gelegenheid worden gesteld om de PI te verlaten.

Daar staat tegenover dat, hoewel dit niet wordt betwist, klagers psychische klachten aan de voortzetting van detentie niet in de weg staan. Klager kan in de PI aan zijn klachten en trauma’s werken.

Klager wenst ook zijn moeder en vrouw bij te staan, maar onvoldoende is komen vast te staan dat zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Er ligt geen IMA-advies aan ten grondslag. Dit verzoek is nog in behandeling. Op dit moment is er dus geen sprake van een medische indicatie tot strafonderbreking. Als het IMA-advies is afgerond, staat het klager vrij om wederom een verzoek te doen tot strafonderbreking.  

 

Uitgebrachte adviezen

De directeur van de locatie Roermond heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

Het Openbaar Ministerie heeft zich van advies onthouden, omdat er geen executie indicator vermeld staat.

De politie geeft aan dat er geen relevante informatie voorhanden is over het aangevraagde verlofadres.

 

3. De beoordeling

Klager is sinds 27 november 2019 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar en zes maanden met aftrek, wegens betrokkenheid bij de productie van amfetamine in Duitsland. Via de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties zit klager nu zijn resterende straf uit in Nederland. De (fictieve) einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 12 november 2022.

In artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.

Klager wenst als nabestaande een zitting bij te wonen en wil gebruikmaken van zijn spreekrecht. De verdachte die terechtstaat wordt ervan verdacht dat hij klagers broer om het leven heeft gebracht. Klager wil het spreekrecht niet via een videoverbinding uitoefenen, maar wil fysiek aanwezig zijn bij de zitting, ook omdat hij zijn partner en moeder dan kan ondersteunen. Hij dient hiertoe een verzoek tot strafonderbreking in voor vijftien dagen. In die vijftien dagen wil hij met zijn familie naar het graf van zijn broer. Het zou dan mogelijk zijn voor hem en zijn familie om samen te rouwen. Niet ter discussie staat dat het overlijden van klagers broer een ingrijpende gebeurtenis is met een grote emotionele impact op de familie.

Door de Minister wordt erkend dat de psycholoog heeft geschreven dat het goed voor klager zou zijn om de rechtszitting samen met zijn moeder en partner bij te wonen en om samen naar het graf van zijn broer te gaan, maar dat dit niet doorslaggevend is. Klager zou – zo stelt de Minister – in de PI kunnen werken aan zijn psychische problemen en trauma’s. Daarbij gaat de Minister echter voorbij aan het verzoek tot strafonderbreking op dit punt. Het verzoek ziet namelijk (ook) op het ondersteunen van zijn familie en niet enkel op het verwerken van zijn eigen psychische problematiek. Dit staat ook met zoveel woorden in het schrijven van de psycholoog.

Daarnaast, zo wordt in het beroepschrift en het aanvullende beroepschrift aangevoerd, wenst klager niet de inrichting te verlaten op grond van artikel 26, vierde lid, van de Pbw. Het is de beroepscommissie bekend dat het verschil tussen het tijdelijk verlaten van de inrichting op grond van artikel 26, vierde lid, Pbw en het tijdelijk verlaten van de inrichting bij wijze van strafonderbreking is, dat bij strafonderbreking een ruimere vrijheid van beweging wordt toegestaan dan bij het tijdelijk verlaten van de inrichting op grond van artikel 26, vierde lid, van de Pbw. Namens klager wordt aangevoerd dat hij op grond hiervan als ‘een gedetineerde’ wordt behandeld tijdens een zitting en dat hij om die reden geen ruimte krijgt om bij zijn familie te zijn. De enkele stelling van de Minister dat klager gebruik zou kunnen maken van de mogelijkheid om op grond van artikel 26, vierde lid, van de Pbw de inrichting te verlaten, volstaat in dit geval – gelet op het verweer – op zichzelf niet, gezien het belang dat klager heeft om aanwezig te zijn bij zijn familie.

Verder volgt uit het dossier dat het MDO positief heeft geadviseerd, omdat – zo stelt het MDO – klager en zijn advocaat een helder verhaal hebben beschreven, dat ook wordt ondersteund door de psycholoog. De Vrijheden Commissie is van oordeel dat er sprake is van een bijzonder geval en het is gelet op de feiten en omstandigheden van belang om klager strafonderbreking voor de duur van vijftien dagen toe te kennen. Ook de directeur adviseert positief.

Nu vorenstaande cruciale punten niet afdoende in de beslissing zijn besproken dan wel weersproken, terwijl daar wel aanleiding voor is, is de bestreden beslissing onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen terstond een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak en met inachtneming van de maatschappelijke risico’s voor het toekennen van een strafonderbreking. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op terstond een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

 

Deze uitspraak is op 24 augustus 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, mr. S. Djebali en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven