Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21078/GB, 10 september 2021, beroep
Uitspraakdatum:10-09-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/21078/GB

               

Betreft [Klager]

Datum 10 september 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 16 maart 2021 beslist klager over te plaatsen naar het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 20 april 2021 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsman, mr. F.A. Dronkers, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klagers behandeling is ten gevolge van de bestreden overplaatsing volstrekt gestagneerd. Medische zorg is broodnodig, maar klager vindt geen gehoor. Hoewel er überhaupt geen dragende gronden zijn of waren voor een overplaatsing, heeft de overplaatsing naar het PPC van de PI Vught niet overeenkomstig het advies van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) en het selectieadvies plaatsgevonden. Gelet hierop is de bestreden beslissing ondeugdelijk, in strijd met het recht en ontoereikend gemotiveerd. Voor het overige handhaaft klager de gronden die zijn aangevoerd in zijn bezwaarschrift. Verzocht wordt klager een tegemoetkoming toe te kennen.

In een nadere toelichting (opmerking beroepscommissie: deze nadere toelichting is tevens aangemerkt als een schorsingsverzoek) heeft klager aangevoerd dat er sprake is van een onrechtmatige overheidsdaad. Klager heeft op 14 augustus 2020 het leven gered van een sociotherapeut van het PPC van het Centrum voor Transculturele Psychiatrie (CTP) Veldzicht te Balkbrug. Klager is van dit incident zelf ook slachtoffer geworden en heeft er een trauma aan overgehouden. Klager voelt zich in de steek gelaten door het CTP Veldzicht. Het CTP Veldzicht heeft gelogen tegen politie en justitie, nu zij helemaal niet wisten dat klager het leven van een sociotherapeut heeft gered. Klager verzoekt te worden gehoord. Voorts verzoekt klager terug te worden geplaatst in het PPC van het CTP Veldzicht, dan wel om te worden overgeplaatst naar het PPC van de PI Zwolle en om aan verweerder een dwangsom op te leggen.

In een tweede nadere toelichting stelt klager dat de rapportage van de rapporteur van 15 maart 2021 (de beroepscommissie begrijpt: het selectieadvies) vals is. Het advies van het NIFP is samen opgesteld met het team van de afdeling Zuid 4 en met de rapporteur van het selectieadvies. Klager heeft verteld dat hij naar een andere afdeling wil en niet wil worden overgeplaatst. Normaal moet het NIFP met klager praten en niet met het personeel van het CTP Veldzicht. Aan het NIFP is dan ook valse informatie verstrekt. Klager heeft daarom aangifte gedaan bij de politie tegen de rapporteur van het selectieadvies voor het opstellen van een vals selectieadvies en het plegen van valsheid in geschrifte. Zo klopt het niet dat er in het selectieadvies staat opgenomen dat er een openstaande zaak is inzake geweld tegen beroepsoefenaars. Dit betrof een valse aangifte van de inrichting jegens klager en klager is hiervan op 6 mei 2021 vrijgesproken dan wel ontslagen van alle rechtsvervolging. Het CTP Veldzicht heeft klager er vervolgens ingeluisd, doordat klager met iemand van het personeel heeft gepraat over voornoemde strafzaak. Dit is vervolgens gelekt naar onder andere de rapporteur van het selectieadvies. Om die reden is klager uit het CTP Veldzicht geplaatst, omdat ze bang zijn geweest voor de situatie nu ze wisten dat klager met zijn advocaat en de directeur van het CTP Veldzicht praat.

Standpunt van verweerder

Klagers bezwaar is ongegrond verklaard, omdat uit de stukken duidelijk blijkt dat er een verstoorde behandelrelatie was ontstaan tussen klager en zijn behandelaars in het PPC van het CTP Veldzicht. Klager heeft daarbij nog een termijn van vier weken gekregen om hieraan te werken. Dat heeft echter niet mogen baten.

Klager heeft aangevoerd dat de overplaatsing niet overeenkomstig het advies van het NIFP, waarin wordt geadviseerd klager over te plaatsen naar het PPC van de PI Zwolle met het oog op meer individuele begeleiding en het contactherstel met zijn minderjarige zoon, heeft plaatsgevonden. Op 31 mei 2021 heeft klager een nieuwe selectiebeslissing ontvangen, inhoudende dat hij conform zijn eigen verzoek zal worden overgeplaatst naar het PPC van de PI Zwolle. Om die reden zal verweerder niet inhoudelijk ingaan op de gronden die zien op het PPC van de PI Zwolle. Voor zover klager aangeeft dat al zijn in de bezwaarfase aangevoerde gronden en bezwaren als herhaald en ingelast moeten worden beschouwd, verwijst verweerder naar de beslissing op het bezwaarschrift van 20 april 2021, waarin al deze bezwaren uitgebreid aan de orde zijn gekomen.

 

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Hoewel klager per 14 juli 2021 verblijft in het PPC van zijn voorkeur, namelijk dat van de PI Zwolle, en dus niet meer verblijft in het PPC van de PI Vught, zal de beroepscommissie het beroep toch inhoudelijk beoordelen, omdat namens klager is verzocht hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Klager verbleef in het PPC van het CTP Veldzicht. Op 16 maart 2021 is door verweerder besloten klager over te plaatsen naar het PPC van de PI Vught, omdat klagers verblijf aldaar niet langer mogelijk was vanwege een verstoorde relatie tussen hem en het behandelteam.

Beslissing tot overplaatsing

Op grond van het selectieadvies d.d. 15 maart 2021 en de indicatiestelling van het NIFP d.d. 16 maart 2021 is naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat door klagers gedrag en opstelling sprake was van een verstoorde verhouding tussen hem en het behandelteam van het PPC van het CTP Veldzicht en dat hij binnen de setting aldaar thans niet voldoende meer (verder) kon worden behandeld voor zijn problematiek.

Klager heeft manipulerend, dreigend en claimend gedrag vertoond. Hoewel in de eerste maanden van klagers opname sprake was van ernstig automutilerend gedrag, dreigde klager in de laatste maanden van zijn verblijf in het CTP Veldzicht voornamelijk met het aanklagen van verschillende personeelsleden of dreigde hij ervoor te gaan zorgen dat de afdeling of instelling, waar hij verbleef, zal worden gesloten. Nadat er op klagers kamer voorwerpen zijn gevonden die als steekwapen kunnen worden gebruikt, is klager, om binnen het behandelteam het vertrouwen in de behandelrelatie en het gevoel van veiligheid te kunnen herstellen, tijdelijk overgeplaatst naar de intensieve zorgafdeling. Na klagers terugplaatsing is er een aangescherpt behandelplan opgesteld. Hierbij gold een evaluatieperiode van vier weken, waarbij het doel was het vertrouwen van het behandelteam te herstellen en een (positieve) gedragsverandering plaats te laten vinden. Dit heeft niet het gewenste resultaat gehad. Zowel de inrichting als het NIFP hebben te kennen gegeven dat is gebleken dat klager baat heeft bij meer individuele begeleiding en kleinere, overzichtelijke groepen met meer structuur.

Gelet op het voorgaande kan de beslissing tot klagers overplaatsing naar een ander PPC niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

Beslissing nieuwe inrichting

De tweede vraag die ter beantwoording aan de beroepscommissie voorligt, is of verweerder in redelijkheid en billijkheid heeft kunnen doen beslissen om klager, qua locatie, naar het PPC van de PI Vught over te plaatsen. Daarover overweegt zij als volgt.

In het selectieadvies en in het advies van het NIFP wordt geadviseerd klager over te plaatsen naar het PPC van de PI Zwolle, nu men aldaar ervaring heeft met de problematiek zoals bekend is bij klager. In zowel de selectiebeslissing, de beslissing op het bezwaarschrift als in het verweerschrift heeft verweerder niet aangeduid waarom een overplaatsing naar het PPC van de PI Zwolle op dat moment niet is overwogen dan wel niet mogelijk was dan wel waarom dit tweeëneenhalve maand later wel mogelijk was.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet de bestreden beslissing als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Aangezien klager thans conform zijn eigen verzoek verblijft in het PPC van de PI Zwolle, heeft het geen zin om verweerder op te dragen een nieuwe beslissing te nemen.

Nu klager van 19 maart 2021 tot en met 13 juli 2021 ten onrechte in het PPC van de PI Vught heeft verbleven, zal de beroepscommissie hem een tegemoetkoming toekennen van €160,-. Ten overvloede merkt de beroepscommissie ten aanzien van klagers verzoek om een dwangsom op dat de Penitentiaire beginselenwet die mogelijkheid niet kent.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €160,-.

 

Deze uitspraak is op 10 september 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. A. Jongsma en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven