Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20814/TA, 16 augustus 2021, beroep
Uitspraakdatum:16-08-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/20814/TA

    

           

Betreft [klager]

Datum 16 augustus 2021

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen a. de beslissing van 13 november 2020 tot oplegging van afzondering (HK2020/112) en b. de beslissing van 16 november 2020 tot oplegging van afzondering (HK2020/113).

De beklagcommissie bij FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht (hierna: de instelling) heeft op 22 maart 2021  klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag onder a. en het beklag onder b. ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. G.J.M. Kruizinga, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en namens de instelling […], plaatsvervangend hoofd, en […], jurist, gehoord op de digitale zitting van 28 juli 2021.

[…], secretaris bij de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft de uitspraak van de beklagcommissie op 31 maart 2021 ontvangen, zodat tijdig beroep is ingediend.

Er is geen sprake geweest van meer dan twee dagen afzondering vanaf 13 november 2020, maar klager zat in de herstelkamer ‘s nachts in het donker en kon na het doen van een grote boodschap zijn handen niet wassen. Dit is zodanig beperkend dat dit wel als afzondering in de zin van de wet moet worden aangemerkt. Daarbij is van belang dat niet is te volgen waarom klagers kamer niet voor hem beschikbaar is gehouden. De instelling had kunnen weten dat klagers terugkeer aanstaande was. Klagers raadsman heeft steeds contact met de instelling onderhouden over de mogelijkheid van schorsing van klagers voorlopige hechtenis.

De instelling heeft voorts de noodzaak om klager vanaf 16 november 2020 gedurende vier dagen af te zonderen niet onderbouwd. De signalen van de vrouwelijke medepatiënt speelden al geruime tijd. De signalen van twee mannelijke medepatiënten gaan over een woordenwisseling en gedoe over een telefoon waarbij diezelfde vrouwelijke medepatiënt is betrokken.

 

Standpunt van het hoofd van de instelling

Het was in verband met de mogelijke verlenging van klagers voorarrest onduidelijk wanneer klager precies in de instelling zou terugkomen. In overleg met het ministerie is daarom een patiënt van de wachtlijst op klagers kamer geplaatst. In de herstelkamer waarin klager op 13 november 2020 is geplaatst, is wel een toilet aanwezig. Het niet kunnen wassen van de handen na toiletbezoek heeft de aandacht.

De afzondering van 16 november 2020 was nodig om uit te zoeken wat er aan de hand was. Er waren verklaringen ontvangen van medepatiënten over intimidatie en bedreiging door klager.

 

3. De beoordeling

Het beroepschrift is op 7 april 2021 ontvangen. De uitspraak van de beklagcommissie is op 23 maart 2021 per post naar klager verzonden. Nu door klagers raadsman is verklaard dat klager die uitspraak op 31 maart 2021 heeft ontvangen en dit niet door de instelling is bestreden, zal de beroepscommissie klager in het beroep ontvangen.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Klager heeft toen hij op 13 november 2020 terugkeerde in de instelling de maatregel van afzondering opgelegd gekregen, van 10:00 uur tot 17:00 uur. De afzondering heeft plaatsgevonden in een herstelkamer. Na afloop van de afzondering moest klager nog op deze herstelkamer blijven, die vanaf dat moment als reguliere kamer werd gebruikt en waarvan de deur alleen in de avonduren en de nacht was afgesloten, omdat zijn oude kamer niet meer beschikbaar was. De beroepscommissie begrijpt dat klager het niet beschikbaar zijn van zijn oude kamer en het niet kunnen wassen van zijn handen na toiletbezoek op de herstelkamer als vervelend heeft ervaren. Dit maakt echter niet dat sprake is van afzondering als bedoeld in artikel 34 Bvt. Ingevolge artikel 57, derde lid, Bvt staat tegen een beslissing tot afzondering en de duur daarvan eerst beklag nadat de afzondering twee dagen heeft geduurd. Dit betekent dat de beklagcommissie klager terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn beklag tegen de beslissing van 13 november 2020.

Anders dan door klager en zijn raadsman is betoogd, heeft de instelling klager in redelijkheid op 16 november 2020 een afzonderingsmaatregel kunnen opleggen teneinde duidelijkheid te krijgen over ontvangen signalen van drie medepatiënten over intimidatie en bedreiging door klager. Klager heeft op 18 november 2020 een verklaring afgelegd en de afzondering is opgeheven nadat op 20 november 2020 een eerste herstelgesprek had plaatsgevonden en klager de veiligheid van de desbetreffende medepatiënten had toegezegd. De duur van de afzondering is daarom niet onredelijk lang te noemen.

Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

 

 

Deze uitspraak is op 16 augustus 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. D.W.J. Vinkes, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven