Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0465/TB, 16 augustus 2007, beroep
Uitspraakdatum:16-08-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/465/TB

betreft: [klager] datum: 16 augustus 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 14 februari 2007 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 juni 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is namens de Minister en de Staatssecretaris van Justitie gehoord, [...]. Tevens was als toehoorder van het Ministerie van Justitie aanwezig,
[...].
Klager heeft bij brief van 31 mei 2007 aangegeven niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft beslist klager te plaatsen in het Forensisch Psychiatrisch Centrum GGz Eindhoven (hierna: FPC Eindhoven).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van het Gerechtshof te
’s-Gravenhage van 26 januari 2006 veroordeeld tot 9 maanden gevangenisstraf en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. De tbs van klager is ingegaan op 25 oktober 2006.
De Minister heeft op 14 februari 2007 beslist klager te plaatsen in het FPC Eindhoven. Deze plaatsing was ten tijde van het instellen van het beroep nog niet gerealiseerd.

3. De standpunten
Klager heeft zijn standpunt verwoord in diverse brieven. Klager kan zich niet verenigen met de oplegging van zijn tbs en met zijn plaatsing in een tbs-kliniek. Klager zal dan ook niet meewerken aan een tbs-behandeling. Volgens klager is het hele
strafproces niet juist verlopen. Ook de door de politie Haaglanden opgestelde processen-verbaal zijn onvolledig en onjuist. Voorts heeft het gerechtshof niet gemotiveerd waarom tbs noodzakelijk is. De uitgebrachte pro-justitia rapportage van 20
september 2004 van de psychiater [...] klopt niet. Het arrest en het psychiatrisch rapport geven geen aanleiding tot behandeling in een tbs-inrichting. Er is geen bewijs van het door klager gepleegde delict en behandeling zou niet plaats kunnen
vinden,
omdat er geen kans op herhaling zou zijn.

Klager kan zich niet verenigen met zijn plaatsing in het FPC Eindhoven. Klager is van mening dat medewerkers van het FPC Eindhoven hem gevolgd zijn naar Frankrijk. Om de meest ernstige klachten van het drogeren te voorkomen vraagt klager, indien tbs
niet te vermijden is, om in een andere instelling geplaatst te worden.

Ten onrechte wordt in de plaatsingsbeslissing geen melding gemaakt van het parketnummer. In de beslissing wordt ook verwezen naar een testpsychologisch onderzoek ter vaststelling van klagers IQ, terwijl nooit enig testpsychologisch onderzoek heeft
plaatsgevonden. Voorts wordt in de beslissing vermeld dat een multidisciplinair onderzoek heeft plaatsgevonden. Klager heeft echter nooit meegewerkt aan een psychologisch onderzoek.
Klager is niet gehoord in het kader van de voorgenomen plaatsing. De plaatsingsbeslissing van 14 februari 2007 voldoet niet aan de eisen van art. 11 Bvt.

Het verweerschrift van het Ministerie van Justitie is volgens klager aanleiding voor een schriftelijke beantwoording voordat mondelinge behandeling kan plaatsvinden.

De Staatssecretaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Krachtens artikel 12 Bvt dient een spoedige opname in een tbs-inrichting bewerkstelligd te worden met inachtneming van de in artikel 11 Bvt genoemde eisen. Ten aanzien van de selectie van ter beschikking gestelden in het kader van een eerste opname of
herplaatsing in een tbs-inrichting is een toetsing aan een viertal criteria (geslacht, intelligentie, soort stoornis en vluchtgevaarlijkheid) van belang, die plaatsvindt op basis van in het dossier aanwezige informatie.
Uit de ter beschikking staande informatie in de onderhavige zaak komt naar voren dat klager een man is die functioneert op een bovengemiddeld intellectueel niveau. Er is sprake van paranoïde schizofrenie. Er is niet gebleken van een extreem vlucht-
en/of beheersrisico. Genoemde bevindingen resulteerden in selectie voor het FPC GGz Eindhoven.
Als uitgangspunt wordt gehanteerd dat alle tbs-inrichtingen hetzelfde behandelaanbod en hetzelfde kwaliteitsniveau bieden.

Vermelding van het parketnummer is geen vereiste voor plaatsing zoals vermeld in art. 11 Bvt. Uit de genoemde pro-justitiarapportage blijkt dat wel degelijk onderzoek is gedaan naar klagers stoornis en IQ. Klager is op 12 februari 2007 gehoord over de
voorgenomen plaatsing.

4. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende voorgelicht om thans op het beroep te beslissen. Het verzoek van klager om een nadere schriftelijke procedure wordt daarom afgewezen.

Hetgeen klager heeft aangevoerd over zijn standpunt dat hij ten onrechte is veroordeeld, valt buiten de reikwijdte van de onderhavige procedure. Klager heeft de mogelijkheid zijn bezwaren tegen het verlengen van de tbs voor te leggen aan de rechter die
over de verlenging daarvan beslist. In de onderhavige procedure gaat het uitsluitend om bezwaren tegen plaatsing in dan wel overplaatsing naar een bepaalde tbs-inrichting.

De beroepscommissie neemt de diagnose van de psychiater[...], zoals neergelegd in de pro-justitia rapportage van 20 september 2004, omtrent klagers psychische problematiek als een vaststaand gegeven aan, ondanks de tegen die diagnose door klager
aangevoerde bezwaren. Op blz. 11 van genoemde rapportage wordt vermeld dat klager heeft geweigerd mee te werken aan een psychologisch onderzoek. Het is derhalve aan klager zelf te wijten dat er geen volledig multidisciplinair onderzoek tot stand is
gekomen. Niet is gebleken dat de Minister bij het hanteren van het selectiecriterium “stoornis van de betrokkene” van onjuiste gegevens is uitgegaan.

In de bestreden beslissing staat vermeld dat uit testpsychologisch onderzoek naar voren is gekomen dat het IQ van klager hoger is dan 80. Op grond van observaties van en in gesprekken met klager is een rapportage uitgebracht waarin de psychiater heeft
geconcludeerd dat klagers intelligentie als bovengemiddeld imponeerde. Klagers IQ wordt door deze psychiater geschat op 120. Zoals al eerder gesteld, weigerde klager mee te werken aan een psychologisch onderzoek.
Wel merkt de beroepscommissie op dat een andere formulering dan zoals verwoord in de bestreden beslissing, te weten ‘door middel van multidisciplinair onderzoek (-) ‘ en ‘uit testpsychologisch onderzoek naar voren is gekomen’, de voorkeur had verdiend.

Het vermelden van een parketnummer van het betreffende arrest van het gerechtshof is geen vereiste voor plaatsing zoals vermeld in art. 11 Bvt.

Bij de plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Uitgangspunt van het op grond van het IBO II-rapport door de Minister geformuleerde beleid is dat alle tbs-inrichtingen geoutilleerd zijn voor iedere ter beschikking gestelde, met uitzondering van een aantal speciale categorieën, te weten vrouwen,
zwakbegaafden en extreem beheers- en vluchtgevaarlijke ter beschikking gestelden. Daarnaast wordt onderscheiden naar de primaire psychopathologie: psychotische stoornis of persoonlijkheidsstoornis.

De Minister heeft de beslissing tot plaatsing van klager genomen met inachtneming van klagers geslacht, zijn intelligentie, de ten aanzien van hem gestelde diagnose en gegevens omtrent het al dan niet bestaan van een beheers/vluchtrisico, alsmede de
bestaande wachtlijsten.

Uit het zich in het dossier bevindende hoorformulier blijkt dat klager op 12 februari 2007 is gehoord over de voorgenomen plaatsing. Klager heeft daarbij aangegeven tegen elke kliniek of plaatsing bezwaar te hebben.
Klager heeft echter geen zwaarwegende argumenten aangevoerd die zouden kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat de Minister in redelijkheid niet tot de bestreden plaatsingsbeslissing heeft mogen komen.

De wijze waarop door een tbs-inrichting invulling wordt gegeven aan een tbs-behandeling staat niet ter beoordeling van de beroepscommissie.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen is de beslissing klager te plaatsen in het FPC Eindhoven niet in strijd met de wet en kan deze evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat het FPC Eindhoven een behandelaanbod heeft dat is toegespitst op klagers persoonlijke problematiek.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart. het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, prof. dr. F.A.M. Kortman en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 16 augustus 2007

secretaris voorzitter

Naar boven