Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21380/GB, 23 augustus 2021, beroep
Uitspraakdatum:23-08-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/21380/GB

    

           

Betreft [Klager]

Datum 23 augustus 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 2 april 2021 beslist klagers deelname aan een penitentiair programma (PP) te beëindigen en hem terug te plaatsen in de gevangenis van de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Almelo.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 11 mei 2021 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsvrouw, mr. S. Schilder, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is op 25 januari 2021 gestart met een PP waarbij hij minimaal 26 uur per week diende te werken bij De Fabriek van de PI Almelo. De PI heeft op 1 april 2021 verzocht klagers deelname aan het PP te beëindigen, omdat klager zich onvoldoende zou hebben gehouden aan de aanwijzingen die hij op de werkvloer zou hebben gekregen. Volgens verweerder voldoet hij daarmee niet langer aan de vereisten voor deelname aan een PP. Bovendien beschikt klager volgens verweerder niet meer over een geaccepteerde werkgever voor de verplichte invulling van het PP.

Klagers deelname aan het PP is op grond van onjuiste feiten en/of omstandigheden beëindigd, nu hij wel degelijk over een geaccepteerde werkgever voor de verplichte invulling van het programma beschikte. De senior casemanager bij de PI Almelo heeft te kennen gegeven dat er vanuit de politie geen bezwaren zijn tegen de door klager aangedragen werkgever, The Corner Shop in Bodegraven. Vanwege klagers terugplaatsing in de gevangenis van de PI Almelo heeft het geplande kennismakingsgesprek evenwel niet kunnen plaatsvinden, zodat hem de mogelijkheid is ontnomen om de invulling van zijn traject met zijn nieuwe werkgever te bespreken. Het kennismakingsgesprek zou slechts een formaliteit zijn en was bedoeld om praktische zaken te bespreken. Het was een kwestie van tijd voordat klager bij zijn nieuwe werkgever kon starten. Het betrof bovendien een betaalde baan, hetgeen in het kader van klagers re-integratie van groot belang is.

Voor zover klager wordt tegengeworpen dat hij in een gesprek heeft aangegeven weg te willen bij De Fabriek, geldt dat de senior casemanager al in een vergevorderd stadium was met het vinden van een nieuwe werkplek voor klager. De werkplek bij The Corner Shop in Bodegraven was al enige tijd beschikbaar, maar klager moest wachten op onder meer goedkeuring van de werkplek door de politie. Bovendien was de senior casemanager twee weken op vakantie en moest hij vervolgens in quarantaine. Klager heeft zich in de tussentijd ingezet voor zijn werk bij De Fabriek, maar nu zijn nieuwe werkplek al in een vergevorderd stadium was en het zijn wens was om daar aan de slag te gaan, is hij wellicht verkeerd begrepen. Hij betwist dat hij zich onvoldoende zou hebben ingespannen en dat hij onvoldoende verantwoordelijkheid zou hebben gedragen.

Verweerder stelt weliswaar dat klager zich de afgelopen weken niet van zijn goede kant heeft laten zien en dat hij enkele rapporten en disciplinaire straffen zou hebben gekregen voor het gebruik van softdrugs, maar deze dateren van na de beslissing tot beëindiging van klagers deelname aan het PP van 2 april 2021, te weten 9, 29 en 30 april 2021, 6 mei 2021 en 9 juni 2021. Deze feiten hebben dus niet ten grondslag gelegen aan de beëindiging van klagers deelname aan het PP en kunnen dan ook niet worden meegenomen in de onderhavige beroepsprocedure.    

 

Standpunt van verweerder

Verweerder verwijst voor het standpunt in beroep naar de beslissing tot beëindiging van klagers deelname aan het PP van 2 april 2021 en de bestreden beslissing op bezwaar van 11 mei 2021.

Navraag bij de senior casemanager heeft uitgewezen dat klager, zoals hij aangeeft, bezig was met een nieuwe betaalde baan bij The Corner Workshop. De senior casemanager heeft te kennen gegeven dat hij met klager in gesprek zou gaan over een PP indien hij zich de komende zes weken van zijn goede kant zou laten zien. Klager heeft de afgelopen weken evenwel enkele rapporten en disciplinaire straffen gekregen voor het gebruik van softdrugs. Dit is een forse contra-indicatie voor deelname aan een PP.

Hoewel het begrijpelijk is dat klager graag wil werken of dagbesteding wil hebben bij een plek waar hij zich prettig voelt, dient hij zich ook als dit niet het geval is aan de voorwaarden te houden.  

 

3. De beoordeling

Klager is sinds 23 september 2020 (in Nederland) gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van 1365 dagen met aftrek, wegens handel in verdovende middelen. De (fictieve) einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 7 september 2021.

Op grond van artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) en artikel 7 van de Penitentiaire maatregel (Pm) komen voor deelname aan een PP gedetineerden in aanmerking:

-    aan wie een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd;

-    die vijf zesde deel van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan;

-    die een strafrestant hebben van minimaal vier weken en maximaal een jaar;

-    die beschikken over een aanvaardbaar verblijfadres;

-    die hebben verklaard om bereid te zijn zich te houden aan de voorwaarden van het PP.

 

Op grond van deze artikelen spelen ook de volgende aspecten een rol:

-    de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict;

-    het detentieverloop (waaronder het gedrag van de gedetineerde, het nakomen van afspraken door de gedetineerde en zijn gemotiveerdheid);

-    het gevaar voor recidive;

-    de mate waarin de gedetineerde in staat zal zijn om te gaan met de vrijheden tijdens zijn deelname aan het PP;

-    de geschiktheid van de gedetineerde voor deelname aan een PP;

-    de mate van onzekerheid over de datum van invrijheidstelling;

-    eventuele andere omstandigheden die zich tegen deelname verzetten.

 

Op grond van artikel 9 van de Pm worden aan een beslissing om een gedetineerde in de gelegenheid te stellen deel te nemen aan een PP, behoudens nader door de directeur te stellen bijzondere voorwaarden, de volgende algemene voorwaarden verbonden:

-    de deelnemer aan het PP gedraagt zich overeenkomstig de aanwijzingen van degene die is belast met zijn begeleiding en toezicht en zal aan deze alle verlangde inlichtingen verschaffen;

-    hij doet tevoren melding aan de directeur van een verandering van betrekking of woonplaats; en

-    hij maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.

 

Klager is teruggeplaatst in de gevangenis, omdat hij de voorwaarden die waren verbonden aan zijn deelname aan het PP heeft overtreden door zich niet aan de afspraken in het kader van zijn verplichte dagbesteding bij De Fabriek van de PI Almelo te houden. 

Uit het selectieadvies van de directeur van de PI Almelo van 1 april 2021 en uit het afloopbericht PP van de reclassering van 31 mei 2021 volgt dat klager een dagbestedingstraject bij De Fabriek volgde en dat hij zich in de eerste weken van het traject meermalen heeft ziekgemeld. Er was gerapporteerd dat hij zich vaak om onduidelijke en ongrijpbare redenen ziekmeldt en daarbij aangeeft dat hij geen passend werk kan doen dat wel voorhanden is. Op 30 maart 2021 is hij door de directeur van de PI Almelo opgeroepen om over zijn inzet en houding op zijn werkplek te praten. Nadat hij is aangesproken op zijn houding en gedrag heeft hij een officiële waarschuwing gekregen en is hem te kennen gegeven dat hij zijn gedrag moest verbeteren en dat, als hij zich hier niet aan zou houden, zijn deelname aan het PP zou worden beëindigd en hij zou worden teruggeplaatst. Na dit gesprek moest hij weer gaan werken, maar heeft hij zijn werkzaamheden geweigerd. Hij is vervolgens naar huis gestuurd met de mededeling dat hij zich de volgende dag bij de directie van de PI Almelo diende te melden. Een dag later, op 31 maart 2021, heeft hij zich een aantal uren te laat bij de PI Almelo gemeld en is hij ingesloten vanwege het overtreden van de voorwaarden. De directeur van de PI Almelo heeft verweerder op 1 april 2021 verzocht klagers deelname aan het PP te beëindigen, omdat hij zich onvoldoende heeft gehouden aan de voorwaarden die daaraan waren verbonden.

Verweerder heeft toegelicht dat het niet (langer) beschikken over een geschikte werkgever weliswaar een aanleiding is geweest voor de beëindiging van klagers deelname aan het PP, maar dat de voornaamste reden is gelegen in zijn gedrag en de omstandigheid dat hij instructies en de aan zijn deelname aan het PP verbonden voorwaarden niet heeft opgevolgd.      

 Verweerder heeft naar het oordeel van de beroepscommissie, gelet op het voorgaande, in redelijkheid kunnen concluderen dat klager (nog) onvoldoende in staat is om te gaan met de vrijheden tijdens zijn deelname aan een PP. De bestreden beslissing kan – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – daarom niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 23 augustus 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door Y.L.F. Schuren, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven