Nummer R-20/8157/GB
Betreft [Klager]
Datum 18 augustus 2021
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Heerhugowaard of naar de gevangenis van één van de locaties van de PI Veenhuizen.
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 23 september 2020 afgewezen.
Klagers raadsman, mr. J.P.W. Nijboer, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Als redenen voor de afwijzing van klagers verzoek noemt verweerder dat klager een disciplinaire straf opgelegd heeft gekregen voor het in bezit hebben gehad van een telefoon en dat klager een betalingsregeling met het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) niet is nagekomen. Ten aanzien van de telefoon bestrijdt klager nadrukkelijk dat hij in bezit zou zijn geweest van een telefoon. Tegen voormelde opgelegde disciplinaire straf heeft klager beklag ingesteld bij de Commissie van Toezicht. Ten aanzien van de betalingsafspraken met het CJIB, nog daargelaten dat in de bestreden beslissing niet duidelijk wordt gemaakt welke betalingsafspraken klager met het CJIB heeft, moet worden opgemerkt dat uit hoofde van klagers meeste recente veroordeling geen betalingsverplichtingen aan hem zijn opgelegd. Tegen deze achtergrond is het niet redelijk om de vermeende schending van de betalingsverplichtingen klager tegen te werpen, of althans op grond daarvan te stellen dat klager onvoldoende zou werken aan zijn resocialisatie.
In beroep heeft klager diverse certificaten overgelegd, die hij tijdens zijn detentie – in de periode dat de bestreden beslissing is genomen – heeft behaald. Daaruit blijkt dat klager wel degelijk werk van zijn resocialisatie wil maken.
Standpunt van verweerder
Klager heeft slechts aangevoerd dat hij wil breken met zijn vroegere scene, waarvan hij nog regelmatig personen tegenkomt in de locatie de Schie te Rotterdam. Niet is onderbouwd wie deze personen zijn. Tevens valt niet uit te sluiten dat hij personen uit ‘zijn’ kamp of andere kampen zal tegenkomen in de PI Heerhugowaard of de PI Veenhuizen. Voorts zijn er geen zwaarwegende argumenten aangevoerd die zouden moeten leiden tot toewijzing van klagers verzoek (zie ook RSJ 4 september 2019, R-19/4041/GB).
Klager heeft verzaakt zich aan de betalingsverplichtingen te houden, waardoor de betalingsregeling is beëindigd. Het nakomen van betalingsverplichtingen en daarmee het beheersen van schulden, die al dan niet samenhang hebben met de huidige detentie, is wel degelijk een onderdeel van het resocialiseren. Klagers beklag inzake de aan hem opgelegde disciplinaire straf is overigens door de beklagcommissie ongegrond verklaard.
3. De beoordeling
Klager verblijft op dit moment in de gevangenis van de locatie De Schie. Hij wil graag worden overgeplaatst naar de gevangenis van de PI Heerhugowaard of naar de gevangenis van één van de locaties van de PI Veenhuizen, omdat hij wenst te breken met het milieu waar hij zich lange tijd in heeft bevonden en omdat hij zich volledig wil gaan richten op zijn (uiteindelijke) resocialisatieproces.
Op grond van artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) wordt een gedetineerde die tot een gevangenisstraf is veroordeeld, in beginsel in het arrondissement van vestiging geplaatst. Als daar geen plaats beschikbaar is, wordt de gedetineerde in een aanpalend arrondissement geplaatst. Gedetineerden die in het plusprogramma verblijven krijgen voorrang. Op klagers registratiekaart staat een vestigingsadres dat is gelegen in Eindhoven, het arrondissement Oost-Brabant. Hoewel klager thans is gedetineerd in het arrondissement Rotterdam, dat niet het arrondissement van vestiging of een aanpalend arrondissement betreft, ziet klagers verzoek tot overplaatsing evenmin op inrichtingen die in het arrondissement van vestiging of aanpalend hiervan zijn gelegen. Voornoemd artikel van de Regeling speelt in deze zaak dus geen rol van betekenis. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie moet een gedetineerde evenwel een goede reden hebben om te worden overgeplaatst.
De beroepscommissie stelt voorop dat een resocialisatie- en detentiefaseringstraject vanuit iedere inrichting kan worden opgestart. De inrichting waar een justitiabele is gedetineerd, is daarbij dus niet van belang. Een verzoek om overplaatsing kan om deze reden in beginsel dan ook niet aan de orde zijn (vergelijk RSJ 14 april 2021, R-20/7958/GB). Klager heeft niet onderbouwd welke nadelige gevolgen hij ondervindt of heeft ondervonden van de omstandigheid dat hij personen uit zijn scene in de locatie de Schie tegenkomt. Tevens is het de beroepscommissie niet duidelijk geworden waarom klager specifiek wil worden overgeplaatst naar de PI Heerhugowaard dan wel naar één van de locaties van de PI Veenhuizen en of een overplaatsing er daadwerkelijk toe zou leiden dat klager geen personen meer tegenkomt uit zijn scene. Andere zwaarwegende argumenten zijn niet aangevoerd in klagers overplaatsingsverzoek.
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 18 augustus 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. A. Jongsma en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.
secretaris voorzitter