Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/19902/GA, 30 juli 2021, beroep
Uitspraakdatum:30-07-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/19902/GA

    

Betreft [klager]

Datum 30 juli 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klaagster)

 

1. De procedure

De directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Zwolle (hierna: de directeur) heeft op 11 februari 2021 beslist dat klaagster wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

 

Klaagsters raadsman, mr. J.G. Wiebes, heeft namens klaagster beroep ingesteld tegen deze beslissing.

 

De beroepscommissie heeft klaagsters raadsman en […], juridisch medewerker bij de PI Zwolle, gehoord op de digitale zitting van 25 juni 2021. Om onduidelijke redenen was op dat moment niet voorzien in de mogelijkheid dat klaagster aan de zitting kon deelnemen. Haar raadsman heeft tijdens de zitting echter te kennen gegeven dat hij contact met haar had, dat hij gemachtigd was en dat zij geen bezwaar had tegen de behandeling van het beroep in haar afwezigheid.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klaagster

Klaagster heeft ernstige psychiatrische klachten. De omschrijving van haar psychische gesteldheid in de bestreden beslissing is grotendeels juist. Ze beseft dat er een groot risico bestaat dat zij in een psychose raakt. Er wordt echter geen volledig beeld geschetst. Klaagster voert een continue strijd om geestelijk overeind te blijven en zij weet dat ook. Klaagster ontving destijds in de locatie Ter Peel medicatie. Die werd afgebouwd, maar dat ging niet goed.

 

Klaagster voelde zich in het PPC van de PI Zwolle eenzaam en ellendig. Ze kreeg geen bezoek. De mensen die zij kent, wonen ver weg. Haar omgeving was de oorzaak van de terugval van haar gezondheidstoestand. Klaagster heeft een verzoek ingediend voor terugplaatsing in de (Extra Zorgvoorziening (EZV) van de) locatie Ter Peel, maar dat werd afgewezen, vanwege haar toestandsbeeld. Vervolgens is positief beslist op haar verzoek om terugplaatsing naar het PPC van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad. Die was ten tijde van de bestreden beslissing echter nog niet gerealiseerd. Er zou sprake zijn van een wachtlijst, maar tegen klaagsters raadsman is gezegd dat er problemen waren op de afdeling van het PPC van het JC Zaanstad en dat de overplaatsing daarom werd uitgesteld.

 

Het gevaar voor maatschappelijke teloorgang kon binnen een redelijke termijn worden weggenomen, namelijk door klaagsters overplaatsing naar het PPC van het JC Zaanstad te realiseren. Daarom is niet voldaan aan het criterium van artikel 46d van de Pbw. Evenmin is voldaan aan artikel 22, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Penitentiaire maatregel (Pm). Klaagster was al geruime tijd eerder tot de conclusie gekomen dat haar verblijf in het PPC van de PI Zwolle zou leiden tot een aanzienlijke terugval in haar toestand. De inrichting heeft zelf de situatie gecreëerd waarin de dwangbehandeling noodzakelijk zou zijn.

 

Klaagster ontvangt momenteel, in het PPC van JC Zaanstad, niet meer de medicatie die ze in het PPC van de PI Zwolle kreeg. In die zin gaat het nu beter met haar. Ze richt zich nu meer op de huidige situatie, waaronder de ontwikkelingen in haar strafzaak.

 

Standpunt van de directeur

Volgens de behandelend psychiater is klaagster sinds 2011 bekend met schizofrenie en PTSS. Ze reageerde goed op antipsychotische medicatie, maar was in wisselende mate therapietrouw. Tijdens haar verblijf in de PI Zwolle nam ze haar medicatie steeds minder, waardoor haar toestandsbeeld verslechterde. Er is sprake van paranoïde wanen en akoestische hallucinaties, desorganisatie in het denken en handelen, zelfverwaarlozing en verbale agressie richting het personeel. Klaagster veroorzaakt ’s avonds geluidsoverlast en heeft enkele malen geprobeerd te ontsnappen van de afdeling. De second opinion sluit zich hierbij aan en beschrijft daarbij enkele situaties waarin klaagster bizar gedrag vertoont. Voorts is klaagster inconsistent in haar uitspraken.

 

Het is slechts enkele keren gelukt om klaagster te motiveren om haar medicatie oraal in te nemen. Ze verblijft al op een intensieve zorgafdeling en in de nachtelijke uren op een afzonderingscel, om de prikkels te verminderen. Er is sprake van fors lijden en gevaar voor teloorgang en in mindere mate voor anderen. Antipsychotische medicatie is daarom noodzakelijk.

 

Klaagster staat (d.d. 24 februari 2021) op een wachtlijst het PPC van het JC Zaanstad. Dat is een beslissing van de selectiefunctionaris (namens de Minister voor Rechtsbescherming). De directeur heeft wel geprobeerd de overplaatsing eerder te realiseren, maar dat is niet gelukt. Dit was geen onwil.

 

3. De beoordeling

Op grond van artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

 

De directeur heeft de beslissing om klaagster te verplichten tot het ondergaan van een a dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klaagster en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klaagster betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd. Daarnaast heeft de directeur een uittreksel van klaagsters behandelingsplan overgelegd, waarin is voorzien in de mogelijkheid een geneeskundige dwangbehandeling toe te passen.

 

Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt het volgende naar voren.

 

Klaagster is gediagnosticeerd met schizofrenie en PTSS.

 

Klaagster is meerdere keren (gedwongen) opgenomen geweest binnen de GGZ. De behandelend psychiater geeft aan dat klaagster in het verleden goed heeft gereageerd op antipsychotische medicatie, maar dat zij in wisselende mate medicatiegetrouw was. Dit beeld liet zij ook zien in het PPC van de PI Zwolle. Hierdoor is haar psychiatrische toestandsbeeld verslechterd en was er sprake van paranoïde wanen (met angsten en achterdocht), akoestische hallucinaties en verwaarlozing van zichzelf. Zo dacht klaagster dat het personeel haar wilde vermoorden en opeten. Klaagster kroop ‘s nachts onder haar bed en zij heeft enkele keren geprobeerd van de afdeling te ontsnappen. Ze was regelmatig verbaal agressief tegen personeel. Klaagster was inconsistent in haar uitspraken.

 

Er is meerdere keren met klaagster gesproken over het nut en de noodzaak van medicatie. Volgens de behandelend psychiater bestond er gevaar voor zelfverwaarlozing en maatschappelijke teloorgang van klaagster. Daarnaast was er in mindere mate sprake van gevaar voor anderen, vanwege haar agressie. De verwachting was dat met de toepassing van de dwangmedicatie, de ernst zou afnemen van de psychotische symptomen die aan het gevaar ten grondslag liggen.

 

Minder ingrijpende middelen werden niet gezien, anders dan een overplaatsing naar het PPC van het JC Zaanstad, maar niet is gebleken dat het de directeur kan worden tegengeworpen dat die overplaatsing ten tijde van de bestreden beslissing nog niet was gerealiseerd.

 

Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klaagster sprake is van een psychische stoornis. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat klaagster vanuit die stoornis gevaar veroorzaakte en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de psychische stoornis klaagster deed veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kon worden weggenomen. Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om bij klaagster a dwangbehandeling toe te passen dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 30 juli 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr.dr. J. de Lange, voorzitter, mr. R. Raat en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven