Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0566/GM, 6 juli 2007, beroep
Uitspraakdatum:06-07-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/566/GM

betreft: [klager] datum: 6 juli 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Serrarens, advocaat te Maastricht, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de gevangenis Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 16 januari 2006 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 maart. 2007, gehouden in de penitentiaire inrichting Amsterdam, is klagers raadsvrouw, mr. J. Serrarens, gehoord.
Klager is voorafgaand aan de zitting op [...] gehoord door een lid van de Raad. Van dat horen is verslag opgemaakt en dat verslag is toegezonden aan klager, zijn raadsvrouw en de inrichtingsarts.
De inrichtingsarts verbonden aan de gevangenis Alphen aan den Rijn heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 11 januari 2006, betreft:
a. het niet oproepen het spreekuur van de medische dienst en het niet nakomen van afspraken; en
b. het niet mogen invoeren van hypoallergeen beddengoed.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht toegelicht zoals weergegeven in het verslag van horen van 11 april 2006. Een fotokopie van dat verslag is aan deze uitspraak gehecht en de inhoud daarvan geldt voor hier ingevoegd.

Klager raadsvrouw heeft ter zitting van de beroepscommissie nog het volgende naar voren gebracht.
Ten aanzien van onderdeel a van de klacht:
Het gehanteerde beleid van de medische dienst bij het maken van afspraken is onzorgvuldig. Als klager een afspraak heeft gemaakt met de medische dienst, dient hij op de betreffende dag in zijn cel te blijven tot het moment dat hij wordt opgeroepen voor
die afspraak. Hierdoor komt het vaker voor dat klager tijdens het luchtmoment in zijn verblijfsruimte heeft moet blijven. Vervolgens komt daar nog boven op dat het in dergelijke gevallen wel voorkomt dat klager in het geheel niet werd opgeroepen voor
de
afspraak. Hierdoor moest klager zijn door de directeur van de inrichting aangeduide luchtmoment ten onrechte missen. De regels van de medische dienst schrijven voor dat er niet worden deelgenomen aan activiteiten indien er sprake is van een afspraak
bij
de medische dienst. Deze klacht is overigens niet gericht tegen de inrichtingsarts zelf maar tegen de medische dienst van de gevangenis. Klager is met name van mening dat zijn – zoals al eerder door de beroepscommissie bepaalde – recht op luchten door
het beleid van de medische dienst wordt geschonden.
Ten aanzien van onderdeel b:
Klager mag geen hypoallergeen beddengoed invoeren in de inrichting. Hij heeft dergelijk beddengoed echter wel nodig. Het wordt hem ook niet verstrekt door de inrichting. De arts heeft aan klager te kennen gegeven dat hij in beginsel in aanmerking kwam
voor hypoallergeen beddengoed. De medische dienst heeft dat advies van de arts vervolgens eigenmachtig teruggedraaid.

Bij schrijven van de raadsvrouw van 2 mei 2006 is aangevoerd dat klager zich verbaast over de stelling van de medische dienst, dat de dermatoloog de verstrekking van katoenen lakens niet nodig zou achten. Namens klager is aan de dermatoloog nadere
informatie gevraagd. Zodra die informatie voorhanden is, zal deze worden overgelegd aan de beroepscommissie. Met betrekking tot het antiallergeen beddengoed wordt het standpunt van klager gehandhaafd. Met betrekking tot het oproepen tijdens het
luchtmoment geldt dat klager van mening is dat de medische dienst, anders dan naar de mening van de medisch adviseur, niet mag bepalen of gedetineerden al dan niet mogen luchten.

Bij schrijven van de raadsvrouw van 23 mei 2006 is nog aangevoerd dat klager door de dermatoloog niet specifiek is onderzocht op zijn reactie op wol. Ten tijde van het consult gebruikte klager overigens medicatie tegen zijn allergie. Ook indien hij die
medicatie gebruikt, reageert hij heftig op harige voorwerpen. De dermatoloog heeft daarom geadviseerd katoenen of polyester lakens te gebruiken. Overigens heeft de inrichtingsarts nog niet gereageerd op het schrijven van de raadsvrouw van 2 mei 2006.
Hij wil eerst een machtiging hebben van klager alvorens te reageren.

Door en namens de inrichtingsarts is zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt. Uit klagers dossier komen geen onzorgvuldigheden met betrekking tot het nakomen van afspraken naar
voren. In het dossier staat verder wel vermeld dat een oor van klager niet werd uitgespoten omdat er sprake was van oorproblematiek. Verpleegkundigen mogen in een dergelijk geval die handeling niet verrichten. Met betrekking tot het de invoer van
hypoallergeen beddengoed geldt dat de inrichtingsregels dit niet toestaan. Ook indien de arts hier toestemming voor zou geven, dan nog geldt dat dit door de directeur niet wordt toegestaan. Indien nodig, wordt er een hypoallergeenset worden verstrekt
door de medische dienst. De omstandigheid dat in andere inrichtingen de invoer van een eigen dekbed wel zou worden toegestaan is volgens de medische dienst niet relevant. Namens de arts wordt nog aangegeven dat de medische dienst alle klachten van
klager steeds serieus heeft genomen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt allereerst dat zij het betreurt dat het lange tijd heeft geduurd alvorens is overgegaan tot een beslissing op het beroep. Die lange tijdsduur hoeft evenwel in dit geval geen gevolgen te hebben voor de beslissing van de
beroepscommissie nu klagers raadsvrouw meermalen heeft aangegeven dat zij voornemens was nog nadere informatie aan de beroepscommissie te doen toekomen. Nu evenwel gedurende langere tijd daaromtrent niets meer is vernomen van klager of zijn raadsvrouw,
zal de beroepscommissie het beroep afdoen op de haar ter beschikking staande stukken.

Ten aanzien van onderdeel a van de klacht geldt dat klager terecht hierover zijn beklag doet. Uit hetgeen door en namens de inrichtingsarts naar voren is gebracht komt naar voren dat het in de inrichting geldend beleid is dat gedetineerden die een
afspraak hebben bij de medische dienst tot het moment van oproepen in hun verblijfsruimte dienen te verblijven. Dit beleid wordt ook toegepast indien het door de directeur van de inrichting aangeduide luchtmoment valt in de tijd dat de gedetineerde in
afwachting is van zijn oproep voor de medische dienst. Wanneer een gedetineerde niettemin gaat luchten tijdens welke luchttijd hij wordt opgeroepen door de verpleegkundige en de gedetineerde verblijft alsdan niet op zijn cel vervalt het verzochte
spreekcontact. Nu het recht op luchten een onvervreemdbaar recht is van de gedetineerde, dient het oproepbeleid van de medische dienst – voor zover gedetineerden daardoor geen deel kunnen nemen aan het
luchtmoment – te worden bestempeld als zijnde in strijd met de wet , meer speciaal in strijd met bepaalde in artikel 49 van de Pbw. Dit maakt dat het beroep ten aanzien van dit onderdeel van de klacht gegrond moet worden verklaard.
Nu de gevolgen niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, komt aan klager een financiële tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal de hoogte daarvan vaststellen op
€ 25,=.

Ten aanzien van onderdeel b van de klacht geldt dat de medische noodzaak van hypoallergeen beddengoed is onderzocht door een medisch specialist en dat uit dat onderzoek naar voren komt dat er geen sprake is van enige (medische) noodzaak. De
beroepscommissie is daarom, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts in deze niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Dit onderdeel van het
beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart. het beroep gegrond, voor zover dit ziet op het niet mogen deelnemen aan het luchtmoment wanneer klager in afwachting is van de feitelijke oproep voor de medische dienst. Zij verklaart. het beroep voor het overige
ongegrond.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de gevangenis Alphen aan den Rijn toekomende tegemoetkoming op € 25,-.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. J.G.J. de Boer en R. Vogelenzang, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 6 juli 2007

secretaris voorzitter

Naar boven