Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5494/GA, 28 juli 2021, beroep
Uitspraakdatum:28-07-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/5494/GA

              

Betreft [Klager]

Datum 28 juli 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen het meermaals niet leveren van de door klager bestelde producten.

De beklagcommissie bij de locatie De Schie te Rotterdam heeft op 5 december 2019 de klachten ongegrond verklaard (S-2019-290, S-2019-308, S-2019-366, S-2019-432, S-2019-461, S-2019-473, S-2019-535, S-2019-567 en S-2019-586). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. J.J. Serrarens, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de locatie De Schie (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Het contact tussen de Penitentiaire Inrichting (PI) Rotterdam en de winkel van de PI Vught had al veel eerder moeten worden opgeschaald naar directieniveau. De klachten bestonden immers reeds lange tijd: de eerste klachten van klager dateren van mei 2019. Het had voor de directeur toen al duidelijk moeten zijn geweest dat deze klachten niet op zichzelf stonden. De directeur heeft ter beklagzitting van 5 december 2019 erkend dat het contact met de winkel van de PI Vught pas zeer recentelijk was opgeschaald. Opmerkelijk is dat klager sinds november 2019 de door hem bestelde producten wel correct krijgt geleverd. Het lijkt er dan ook op dat de interventie van de directeur zijn vruchten afwerpt. Klager vindt het niet zorgvuldig dat de directeur niet reeds kort na het indienen van de klachten in mei of juni 2019 actie heeft ondernomen. De winkel zou naar verwachting eerder beter hebben gepresteerd als de directeur al maanden geleden aan zijn zorgplicht had voldaan.

Klager kan zich voorts niet verenigen met de overweging van de beklagcommissie dat de bestellingen bij de winkel te beschouwen zijn als een aanvulling op de door de inrichting verstrekte primaire levensbehoeften. Dit geldt beslist niet voor klager, nu hij op advies van de inrichtingsarts een uitgebalanceerd dieet volgt dat grotendeels bestaat uit groenten, tofu, peulvruchten en noten. Aan de producten die niet geleverd zijn en waarop de klaagschriften betrekking hadden, is ook te zien dat klager een specifiek dieet volgt.

In reactie op het verweerschrift van de directeur wordt de stelling van de directeur bestreden dat er veelvuldig contact is geweest met de winkel en de PI Vught op alle niveaus. Tijdens de beklagzitting is namelijk door de directeur gesteld dat het contact met de winkel van de PI Vught pas op dat moment werd opgeschaald naar directieniveau. Klager heeft tevens van het personeel vernomen dat in een gesprek met de winkel, dat plaatsvond in januari 2020, onder meer aan de orde is gekomen dat de winkel niet accepteert dat directeuren niet-geleverde boodschappen bij andere winkels halen. Volgens het personeel heeft de directeur zich bij het standpunt van de winkel neergelegd. Tot slot heeft klager geen profijt gehad van de gehaalde boodschappen bij een andere winkel in december 2019.

 

Standpunt van de directeur

Op alle niveaus is in 2019 veelvuldig contact geweest met de winkel en de PI Vught. Dergelijk contact heeft niet het voor klager gewenste resultaat gehad, omdat de leverancier enkele producten niet heeft geleverd aan de winkel, waardoor de winkel dit niet kon leveren aan klager. De producten die niet zijn geleverd, maar wel in rekening zijn gebracht, zijn gecrediteerd en deze zijn - zoals blijkt uit het beroepschrift - geen onderdeel van het beroep. In de verweerschriften behorende bij de afzonderlijke klachten is weergegeven dat er telkens contact is geweest met de winkel om het probleem van de niet-geleverde producten te bespreken en op te lossen, dan wel om te controleren of niet-geleverde producten waar al wel voor is betaald daadwerkelijk zijn gecrediteerd. De beklagcommissie heeft in haar uitspraak gesteld dat het kan zijn dat er meer verwacht gaat worden van de directeur naarmate de klachten toenemen. Hier heeft de directeur gehoor aan gegeven door klachten en vragen persoonlijk in de eerste week van januari 2020, in aanwezigheid van afgevaardigden van de Commissie van Toezicht, met de winkel te bespreken. Nadat veel producten in december 2019 niet waren geleverd door de winkel heeft de directeur tevens besloten, bij uitzondering en geheel tegen de regels van de Dienst Justitiële Inrichtingen in, niet-geleverde boodschappen bij een andere winkel te laten halen. Het indienen van klachten door de inrichting bij de winkel wordt reeds bij elk niet geleverd of gebrekkig product gedaan.

 

3. De beoordeling

Op grond van artikel 44, vijfde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) draagt de directeur zorg voor regels omtrent de aankoop door gedetineerden van andere gebruiksartikelen dan die door de directeur ter beschikking worden gesteld. Hierover kunnen nadere regels worden opgenomen in de huisregels. Uit vaste jurisprudentie van de beroepscommissie volgt dat de directeur er zorg voor dient te dragen dat leveringen vanuit de inrichtingswinkel op adequate wijze door zijn personeel worden uitgevoerd. Onder adequaat verstaat de beroepscommissie tijdig leveren (RSJ 26 maart 2018, 17/2842/GA en RSJ 1 juni 2018, 17/3345/GA) of het aanbieden van soortgelijke producten (vgl. RSJ 1 augustus 2018, R-117 en R-118).

Uit RSJ 18 februari 2019, 18/1878/GA volgt voorts dat de zorgplicht van de directeur niet zo ver strekt dat deze een algemene verplichting behelst om altijd niet, niet volledig of niet deugdelijk door de landelijke winkel geleverde artikelen bij een (plaatselijke) supermarkt of anderszins alsnog aan te schaffen. Afhankelijk van de gegeven omstandigheden en indien aantoonbare schade voor de gedetineerde is te voorzien, kan dit evenwel aangewezen en geboden zijn. De wijze waarop de directeur invulling dient te geven aan zijn zorgplicht, is dan ook steeds van de individuele en specifieke omstandigheden van het geval afhankelijk.

Vaststaat dat klager gedurende de periode mei 2019 tot en met september 2019 meermaals de door hem bestelde producten niet heeft ontvangen, omdat deze niet (meer) leverbaar waren. Klager heeft in zijn klaagschriften per datum specifiek onderbouwd welke producten ontbraken. Gelet hierop concludeert de beroepscommissie dat er sprake is van een structureel probleem inzake de levering van de bij de winkel bestelde producten. De beroepscommissie merkt daarbij op dat zij ambtshalve bekend is met twee andere beroepen van klager

(R-20/5910/GA en R-20/5989/GA), die zien op klachten van dezelfde aard als in onderhavig beroep. De vraag die thans beantwoord dient te worden is of de directeur in het onderhavige geval aan zijn zorgplicht heeft voldaan. Aan die zorgplicht heeft de directeur – ondanks diens veelvuldige contacten met de winkel van de PI Vught – naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende invulling gegeven. Door de directeur zijn pas maanden nadat de eerste klachten bekend werden – kennelijk met succes nu klager sinds november 2019 de meeste bestellingen wel geleverd krijgt - nadere, doelgerichte stappen ondernomen. Ook is niet gebleken dat de directeur in de tussentijd een redelijk alternatief voor de niet-geleverde producten heeft aangeboden, hetgeen temeer van belang is gelet op het specifieke dieet dat klager op advies van de inrichtingsarts volgt.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en de klachten alsnog gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet daarbij aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op €25,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart de klachten alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €25,-.

 

 

Deze uitspraak is op 28 juli 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. R.H. Koning en mr. D.R. Sonneveldt, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven