Nummer R-20/6989/GA
Betreft [Klager]
Datum 13 augustus 2021
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de visitatie op 25 januari 2020 na het bezoek van zijn kinderen.
De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Zwolle heeft op 12 mei 2020 het beklag ongegrond verklaard (Z1 2020-139). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klagers raadsman, mr. M. de Reus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Zwolle (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager moest na het bezoek van zijn kinderen op 25 januari 2020 drukken op de randomizer, die aangaf dat hij niet aan een visitatie hoefde te worden onderworpen. Vanwege de omstandigheid dat klager zijn twee kinderen op schoot heeft gehad gedurende het bezoek is kennelijk besloten klager alsnog aan een visitatie te onderwerpen. Dat zijn kinderen bij hem op schoot hebben gezeten, mede gelet op hun leeftijden van respectievelijk twee en vier jaar, is onvoldoende om van een noodzaak voor een visitatie te spreken in het kader van de handhaving van de orde of veiligheid in de inrichting. Bij eerdere bezoeken was de situatie feitelijk hetzelfde en toen leidde dit niet tot een visitatie. Het uitsluitend positieve gedrag van klager en de omstandigheid dat hij nimmer met contrabande in aanraking is geweest, betreft een gegeven dat de directeur had moeten betrekken bij de afweging in het kader van de hiervoor genoemde noodzaak.
Standpunt van de directeur
De hoofdregel bij bezoek is dat lichamelijke contacten tussen de bezoekers en gedetineerden niet zijn toegestaan. Als er wel sprake is van dergelijk contact, betreft dit een gunst en geen recht. Voor het uitvoeren van een visitatie geldt dat er steekproefsgewijs of per randomizer kan worden gecontroleerd. De randomizer is een controlemiddel dat niet beïnvloedbaar is en waarvan de uitkomst niet te voorspellen is. Deze kan worden gebruikt na bezoeken zonder fysieke contacten.
Doordat klager zijn kinderen wisselend op schoot heeft genomen, was er sprake van fysiek contact. Klager nam, dan wel aanvaardde, daarmee het risico dat hij, los van een steekproef of de uitkomst van de randomizer, na afloop van het bezoek aan zijn lichaam werd onderzocht. Visiteren is echter niet verplicht. Wel is klager verplicht om een gegeven opdracht op te volgen, wat in dit geval het verzoek om mee te werken aan het onderzoek aan het lichaam betrof. Dat dit eerder niet is gebeurd, doet daar niet aan af. Klager is in deze periode niet aan andere toezichtmaatregelen onderworpen geweest. Voorts legt artikel 29 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) geen restricties op met betrekking tot de frequentie van visitaties of een maximaal aantal visitaties per gedetineerde. Volgens vaste rechtspraak van de beroepscommissie kan een resultaat van gemiddeld twee keer per maand als een aanvaardbare frequentiegrens voor visitaties worden gezien (RSJ 31 oktober 2016, 16/1523/GA (hersteluitspraak)). Het personeel heeft aangegeven dat het visiteren in een afgesloten ruimte heeft plaatsgevonden.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 29, eerste lid, van de Pbw is de directeur bevoegd een gedetineerde bij binnenkomst of bij het verlaten van de inrichting, voorafgaand aan of na afloop van bezoek, dan wel indien dit anderszins noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, aan zijn lichaam of aan zijn kleding te onderzoeken.
Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de directeur voldoende aannemelijk gemaakt dat het door het fysieke contact tussen klager en zijn kinderen voor de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting – waarbij de beroepscommissie begrijpt dat in dat kader wordt gedoeld op het voorkomen van de invoer van (kortweg) contrabande – noodzakelijk was om klager na afloop van het bezoek te onderwerpen aan een visitatie. Uit de memorie van toelichting bij de Pbw blijkt niet dat ten aanzien van het begrip ‘bezoek’ een onderscheid wordt gemaakt naar leeftijd. In dat kader is de leeftijd van het desbetreffende bezoek voor de afweging een gedetineerde al dan niet te onderwerpen aan een visitatie niet van doorslaggevende betekenis.
Dat klager kennelijk aanvankelijk bij het gebruik van een zogenaamde randomizer de kleur ‘groen’ had gekregen, doet aan het voorgaande niet af. Datzelfde geldt voor de stelling van klager dat hij in eerdere, soortgelijke situaties niet aan een visitatie is onderworpen.
Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van de beroepscommissie de beslissing van de directeur om klager op 25 januari 2020 te laten visiteren na afloop van het bezoek van zijn kinderen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, met aanvulling van de gronden.
Deze uitspraak is op 13 augustus 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. R.H. Koning en mr. D.R. Sonneveldt, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.
secretaris voorzitter