Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7934/GB, 29 juli 2021, beroep
Uitspraakdatum:29-07-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7934/GB

    

Betreft [Klager]

Datum 29 juli 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar het huis van bewaring (HVB) van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad.

 

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 19 augustus 2020 afgewezen.

 

Klagers raadsman, mr. W.B.O. van Soest, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Verweerder gebruikt in de bestreden beslissing een ander strafproces als argument dan het strafproces waarin klager verdachte is. Hij heeft met dat andere proces niets te maken. Voorts bevinden zich in de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel, waar klager op dit moment verblijft, meerdere verdachten uit dat andere proces.

 

Het klopt dat klager zijn moeder, zus en broertje niet op de bezoekerslijst heeft gezet c.q. heeft aangeboden voor een screening (omdat klager op de lijst voor gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (de GVM-lijst) is geplaatst), maar dat is geen reden om klager niet over te plaatsen. Hij heeft hen enkel niet op de lijst gezet, omdat zij de afstand naar de PI Krimpen aan den IJssel niet kunnen afleggen. Het is dan ook een onnodige moeite om hen op een bezoekerslijst te plaatsen. Verder stond alleen klagers vriendin aangemeld voor Skype. Verweerder heeft niet toegelicht waarom het relevant is om de aan klager opgelegde GVM-maatregelen in de bestreden beslissing op te nemen. GVM-maatregelen zijn in elke inrichting toepasbaar en hoeven dus niet in de weg te staan aan een overplaatsing.

 

Verweerder spreekt daarnaast over een dreiging. Deze dreiging is evenwel niet concreet gemaakt en enige vorm van onderbouwing ontbreekt. Ten overvloede merkt klager op dat hij in februari 2020 vier weken geplaatst is geweest met een belangrijke betrokkene in dat andere proces. Laatstgenoemde zat twee celdeuren naast klager. Niemand in klagers strafzaak is momenteel gedetineerd in het JC Zaanstad. Klager heeft met andere lopende onderzoeken niets van doen.

 

Standpunt van verweerder

Klager is op 27 januari 2020 preventief ingesloten in de PI Krimpen aan den IJssel. De reden dat klager is ingesloten in een ander arrondissement dan het arrondissement van vervolging, te weten Amsterdam, is dat hij ervan wordt verdacht dat hij onderdeel uitmaakt van een crimineel samenwerkingsverband (CSV) en meerdere personen uit het CSV op dat moment vastzaten. Daarnaast geldt dat er in klagers strafzaak meerdere verdachten zijn. Het bij elkaar plaatsen van medeverdachten en personen uit hetzelfde CSV wordt zoveel mogelijk beperkt, wat maakt dat klager moeilijk plaatsbaar was. Daarbij kwam dat klager een GVM-status toegekend heeft gekregen, waardoor hij, vanwege het beveiligingsniveau, niet in alle inrichtingen kon worden geplaatst. Rekening houdend met deze beperkingen, was er een plek voor klager in de PI Krimpen aan den IJssel.

 

Vanwege klagers GVM-status moeten alle bezoekers worden gescreend (zowel voor fysiek bezoek als voor bezoek via beeldbellen). Klager heeft er in eerste instantie voor gekozen om alleen zijn vriendin, die in Rotterdam woont, te laten screenen. Hierdoor kon klager überhaupt geen bezoek van zijn moeder, zus en broertje ontvangen. In juni 2021 heeft verweerder meerdere malen contact gehad met de PI Krimpen aan den IJssel. Uit de verkregen informatie blijkt dat klager in maart 2021 ook zijn moeder heeft laten screenen. In de afgelopen periode heeft hij, ook toen fysiek bezoek mogelijk was, alleen gebruikgemaakt van bezoek middels beeldbellen en enkel van zijn vriendin.

 

Dat klagers moeder vanwege haar gezondheid niet op bezoek kan komen in de PI Krimpen aan den IJssel is niet met een medische verklaring onderbouwd. Daarbij is ook onvoldoende onderbouwd waarom klagers zus en broertje niet naar de PI Krimpen aan den IJssel zouden kunnen afreizen. Dat zijn zus niet over een auto beschikt en zijn broertje minderjarig is, maakt niet dat zij niet met het openbaar vervoer naar de inrichting kunnen afreizen. Waarom klager ervoor heeft gekozen zijn zus en broertje niet te laten screenen is verweerder thans onduidelijk, nu ten minste de mogelijkheid bestaat om contact met hen te hebben via beeldbellen. Tot nu toe is klagers vriendin de enige van wie hij fysiek bezoek heeft ontvangen en met wie hij veelvuldig contact heeft via beeldbellen. Nu klagers vriendin in Rotterdam woont, is er geen reden om klager over te plaatsen.

 

3. De beoordeling

Klager verblijft op dit moment in het HVB van de PI Krimpen aan den IJssel. Hij wil graag worden overgeplaatst naar het HVB van het JC Zaanstad, omdat zijn familie in Amsterdam woont en zijn moeder, zus en broertje hem vanwege de reisafstand niet kunnen bezoeken in de PI Krimpen aan den IJssel.

 

Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden wordt een gedetineerde die nog niet is veroordeeld, bij voorkeur in het arrondissement van vervolging geplaatst.

 

Uit de stukken is gebleken dat klager bezoek heeft ontvangen, zowel in fysieke als in digitale vorm. Klager heeft daartoe, in verband met zijn plaatsing op de GVM-lijst, zijn vriendin en moeder laten screenen. Hij heeft volgens de stukken evenwel nog enkel bezoek gehad van zijn vriendin, die in Rotterdam woont. Weliswaar heeft klager in zijn verzoek te kennen gegeven dat zijn moeder ziek is en daardoor geen treinreis kan maken, maar hij heeft dit (ook in beroep) niet nader onderbouwd, zodat dit niet kan worden vastgesteld. Klager kan, als hij dit zou willen, ook beeldbellen met zijn moeder, maar van deze mogelijkheid heeft hij (nog) geen gebruik gemaakt.

 

Voorts stelt klager in zijn verzoek dat zijn zus en broertje hem niet kunnen bezoeken, omdat zijn zus niet over een auto beschikt en met kinderen thuiszit en zijn broertje minderjarig is. Klager heeft ook ten aanzien van hen echter niet onderbouwd dat en waarom zij niet (goed) met het openbaar vervoer naar de PI Krimpen aan den IJssel kunnen afreizen.

 

De beroepscommissie overweegt tot slot dat de reisafstand van de PI Krimpen aan den IJssel tot Amsterdam (het arrondissement van vervolging en de woonplaats van klagers familie) en Rotterdam (de woonplaats van klagers vriendin) beperkt is.

 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 29 juli 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, mr. D.R. Sonneveldt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven