Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1686/SGA, 4 juli 2007, schorsing
Uitspraakdatum:04-07-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 07/1686/SGA

Betreft: [klager] datum:4 juli 2007

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. G.V. van der Bom, namens

[...], verder verzoeker te noemen, thans verblijvende in het huis van bewaring/ISD (h.v.b./ISD) Haaglanden te `s-Gravenhage.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van het h.v.b./ISD Haaglanden te Zoetermeer, inhoudende de overplaatsing van verzoeker vanuit het
h.v.b./ISD te Zoetermeer naar het h.v.b./ISD te `s-Gravenhage.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift d.d. 2 juli 2007 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 4 juli 2007.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt vast dat verzoeker op basis van een beslissing van de directeur van het h.v.b./ISD Haaglanden te Zoetermeer is overgeplaatst naar het h.v.b./ISD Haaglanden te
`s-Gravenhage. De vraag is of de directeur daartoe bevoegd was. Het uitgangspunt van de wet is dat aan een inrichting of een afdeling van een inrichting, waarmee wordt gedoeld op een geografisch herkenbaar gebouwelijk complex, een bepaalde
penitentiaire
bestemming wordt toebedeeld. Zulks valt af te leiden uit onderdeel 7 van de Memorie van Toelichting bij de Penitentiaire beginselenwet (Kamerstukken II, 1994-1995, 24 263, nr. 3, pagina 23 en 24), alwaar het volgende valt te lezen: “Onder het begrip
inrichting valt te verstaan een feitelijke en organisatorische eenheid. Vaak zal het gaan om één gebouw dat onder beheer van een directeur staat. Aan de orde is al geweest (onderdeel 6 onder c) de in gang zijnde organisatorische bundeling van gebouwen.
In een dergelijke situatie laat de wet de mogelijkheid open om een complex van gebouwen als een penitentiaire inrichting aan te duiden. Het komt de overzichtelijkheid ten goede, indien gebouwen die op deze wijze worden samengevoegd geografisch een
herkenbare eenheid vormen. Indien inrichtingen die niet in elkaars nabijheid liggen, organisatorisch onder hetzelfde beheer worden gebracht zullen de samenstellende delen als even zovele penitentiaire inrichtingen worden aangeduid.” Deze uitleg van het
begrip inrichting is ook overigens in overeenstemming met de bij de invoering van de Penitentiaire beginselenwet gekozen uitgangspunten. De nieuwe regeling stelde immers ook beroep tegen plaatsing in en overplaatsing naar een huis van bewaring open.
Het
werd wenselijk geoordeeld om de gedetineerde in de gelegenheid te stellen bezwaar te maken tegen plaatsing in een bepaalde regio of plaats. Door percelen op locaties in verschillende plaatsen samen als huis van bewaring aan te wijzen wordt dit
uitgangspunt ondergraven. Het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, leidt ertoe dat – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter - de directeur niet bevoegd moet worden geacht tot het nemen van de onderhavige beslissing. Nu de
directeur
niet bevoegd was om die beslissing te nemen, en die beslissing dus is genomen in strijd met het wettelijk voorschrift van artikel 15 van de Pbw, komt de tenuitvoerlegging daarvan voor schorsing in aanmerking. Het verzoek zal daarom worden toegewezen en
de tenuitvoerlegging van die beslissing zal met onmiddellijke ingang worden geschorst.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang.

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 4 juli 2007.

secretaris voorzitter

Naar boven