Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20021/TA, 22 juli 2021, beroep
Uitspraakdatum:22-07-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/20021/TA

    

Betreft [klager]

Datum 22 juli 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft (voor zover in beroep aan de orde) beklag ingesteld tegen:

a.  de beslissing tot verlenging van de afzonderingsmaatregel op 2 oktober 2020 (Me 2020 000196);

b.  de beslissing tot opleggen van cameratoezicht op 9 oktober 2020, alsmede de beslissing tot oplegging van een afzonderingsmaatregel op 12 oktober 2020 (Me 2020-000205);

c.  de beslissing tot verlenging van de afzonderingsmaatregel op 9 november 2020 (Me 2020-000245);

d.  de beslissing tot verlenging van de afzonderingsmaatregel op 7 december 2020 (Me 2020-000286) en

e.  de omstandigheid dat klager nog geen beslissing heeft ontvangen op zijn verzoek op het mogen ontvangen van bezoek (Me 2020-000227).

De beklagcommissie bij FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen (hierna: de instelling) heeft op 18 februari 2021 de klachten a., c. en d. formeel gegrond verklaard en een tegemoetkoming toegekend van €20,-. De beklagcommissie heeft de klachten onder a., b., c. en d. inhoudelijk ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in klacht e. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. A.L. Louwerse, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en […], jurist bij de instelling, en […], behandelcoördinator bij de instelling, gehoord op de digitale zitting van 7 mei 2021.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Het beroep van klager richt zich niet tegen de formele gegrondverklaringen en evenmin tegen de hoogte van de toegekende tegemoetkoming.

Klager stelt zich op het standpunt dat de maatregelen ten onrechte zijn opgelegd dan wel te lang hebben voortgeduurd. Hij acht de maatregelen disproportioneel.

Op 10 februari 2020 is klager geplaatst in de Van Mesdag. Klager is vanuit FPC De Oostvaarderskliniek overgeplaatst, omdat hij een relatie kreeg met een medewerker. Klager heeft hechtingsproblematiek en moet wennen. Daarnaast is de omschakeling enorm. In de instelling waar klager eerder heeft verbleven had hij enorme vrijheden op het separeerblok. Nu heeft hij slechts een zeer restrictief beleid, qua spullen en programma, maar ook voor wat betreft het bellen met zijn netwerk. Klager erkent dat hij zich op 19 februari 2020 dreigend heeft uitgelaten. Na de opgelegde separatiemaatregel verblijft klager vanaf 17 maart 2020 in afzondering. Klager had viermans-begeleiding. De viermans-begeleiding is er inmiddels af, maar hij verblijft nog steeds in afzondering.

Volgens de instelling dienen de maatregelen voort te duren. Daarbij wordt verwezen naar klagers verleden. Klager kan in emotie verbaal agressief reageren. Klager betwist echter dat hij extreem beheersgevaarlijk is en in elk geval niet zodanig dat enkel afzondering tot de mogelijke maatregelen behoort. Er is slechts één incident geweest binnen de instelling. Klager erkent dit incident, maar geeft daarbij aan dat hij moest wennen aan de instelling en met name aan de zeer beperkende maatregelen. De longstay-aanvraag is afgewezen. De afzonderingen duren nog steeds voort. De longstay-aanvraag heeft bijna elf maanden geduurd. Klager staat sinds mei 2020 open voor medicatie. Op grond hiervan acht klager het opleggen en het voortduren van de afzonderingsmaatregelen disproportioneel.

Klager acht de beslissing tot het opleggen van cameratoezicht disproportioneel. Klager heeft zelf verzocht om in een isoleercel te worden geplaatst, omdat hij oplopende spanningen had. Klagers contrabande was al afgenomen en hij had op zijn eigen kamer mogen blijven. Op zijn kamer had klager geen cameratoezicht. Klager is ook niet bekend met zelfbeschadiging.

Klager heeft sinds zijn plaatsing in de instelling voor lange tijd geen bezoek ontvangen. Zijn eerste bezoek heeft pas onlangs, na één jaar, plaatsgevonden. Klager stelt zich dan ook op het standpunt dat sprake is van weigering van bezoek. Hiervoor had een schriftelijke maatregel moeten worden uitgereikt. Nu dit niet is gebeurd dient zijn beklag formeel gegrond te worden verklaard en aan hem een tegemoetkoming te worden toegekend van €10,-. De instelling stelt zich ten onrechte op het standpunt dat geen sprake is van een beslissing tot weigering bezoek. De instelling heeft telkens aangegeven dat bezoek lastig was, in die zin dat hij op viermans begeleiding zat en daarnaast de coronamaatregelen van kracht waren. Klager kon vanwege zijn begeleiding geen bezoek ontvangen in de ruimte die daarvoor was ingericht. Dit gold ook voor de bibliotheek.

Klager zal op korte termijn worden overgeplaatst naar FPC De Kijvelanden. Een jaar daarna zal een zorgconferentie plaatsvinden. Klager dient een behandeling te krijgen. Hij ziet een toekomst voor zichzelf en zijn gezin.

 

Standpunt van het hoofd van de instelling

Aan klager is cameratoezicht opgelegd vanwege de veiligheid in de instelling. Klager werd verdacht van het voorhanden hebben van contrabande.

De psychiater heeft geoordeeld dat er voldoende reden aanwezig was om cameratoezicht toe te passen.

Op het moment dat klager de instelling binnenkwam deed hij dreigende uitspraken en was er meteen weerstand. Er heeft geen behandeling kunnen plaatsvinden. Het wordt te risicovol geacht om klager in een groep te laten functioneren. Incidenten moeten worden voorkomen. De agressie wordt niet als impulsief ingeschat. Een psychiater heeft met klager over het innemen van medicatie gesproken. Klager heeft duidelijk gemaakt dat hij geen klachten heeft en geen medicatie nodig heeft.

Bezoek is ingewikkeld, ook door de coronamaatregelen. Klager had een gesprek met een maatschappelijk over wie er zou moeten worden gescreend. Dit gesprek verliep niet goed. Er is geen bezoek geweigerd, maar er zijn geen personen bekend geworden die zouden moeten worden gescreend.

Voor klager is in de instelling geen inhoudelijk behandelplan opgesteld, maar er is voor gekozen om een longstay-aanvraag in te dienen. Geprobeerd is een zo hoog mogelijke kwaliteit van leven voor klager te realiseren. De instelling heeft geen vertrouwen in een behandeling. Het is positief dat klager een nieuwe kans zal krijgen in FPC De Kijvelanden.

 

3. De beoordeling

Beklag b. inzake het opgelegde cameratoezicht:

Op grond van artikel 34, eerste lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) is het hoofd van de instelling bevoegd de verpleegde af te zonderen of te separeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 32 Bvt. Ingevolge artikel 34a, eerste lid, van de Bvt kan het hoofd van de instelling, indien dit ter bescherming van de geestelijke of lichamelijke toestand van de verpleegde noodzakelijk is, bepalen dat de verpleegde die in afzondering of separatie verblijft dag en nacht door middel van een camera wordt geobserveerd.

In de schriftelijke mededeling tot het toepassen van cameratoezicht is vermeld dat cameraobservatie noodzakelijk wordt geacht in het belang van de bescherming van de algemene orde en veiligheid in de instelling.

Uit de stukken en de gegeven toelichting ter zitting volgt echter niet dat het opgelegde cameratoezicht ter bescherming van klager noodzakelijk was, terwijl cameraobservatie alleen kan worden opgelegd ter bescherming van de geestelijke of lichamelijke toestand van de verpleegde. De beroepscommissie zal het beroep dan ook in zoverre gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €10,-.

 

Beklag a., b. inzake de opgelegde afzonderingsmaatregel, c. d. en e.:

Hetgeen in beroep is aangevoerd inzake beklag a., b. inzake de opgelegde afzonderingsmaatregel, c. d. en e kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag b. (het opgelegde cameratoezicht) gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart dit beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €10,-.

De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt voor het overige de uitspraak van de beklagcommissie voor zover in beroep aan de orde.

 

Deze uitspraak is op 22 juli 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, mr. A.M.G. Smit en drs. J.E. Wouda, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven