Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/22353/SGA, 22 juli 2021, schorsing
Uitspraakdatum:22-07-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

DBT  v

Nummer          21/22353/SGA

    

Betreft Verzoeker

Datum 22 juli 2021

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van Verzoeker (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting Arnhem (hierna: de directeur) heeft op 19 juli 2021 beslist verzoeker te degraderen naar het basisprogramma.

 

Verzoekers raadsman, mr. D.M. Penn, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

 

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (beklagkenmerk nog onbekend).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

 

Bij het nemen van een beslissing tot terugplaatsing van een gedetineerde in het basisprogramma (degradatie) dient de directeur volgens vaste rechtspraak van de beroepscommissie het gedrag te benoemen dat tot de degradatie leidt en een kenbare belangenafweging te maken. Uit de bestreden beslissing blijkt niet welk gedrag op het onderdeel ‘stimuleren en ontmoedigen’ als ‘ongewenst’ is aangemerkt. In de bestreden beslissing is opgenomen dat verzoeker met zijn gedrag onvoldoende verantwoordelijkheid neemt voor zijn re-integratie en het aanleren van vaardigheden en gedragsalternatieven. Wat met ‘zijn gedrag’ wordt bedoeld of waar dit gedrag dan uit bestaat blijkt niet uit de bestreden beslissing. Nu het ongewenste gedrag in de bestreden beslissing in het geheel niet wordt benoemd kan, naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, dan ook geen sprake zijn van een kenbare belangenafweging waarbij het ongewenste gedrag is afgezet tegen het positieve (oftewel het gewenste) gedrag van verzoeker. Dat de directeur in zijn reactie op het schorsingsverzoek wel het ongewenste gedrag van verzoeker heeft benoemd doet hier niets aan af, nu dit niet is opgenomen in de bestreden beslissing. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter voldoet de door de directeur gemaakt belangenafweging niet aan de daaraan gestelde eisen. De bestreden beslissing is dan ook onvoldoende gemotiveerd en daarmee zodanig onredelijk en onbillijk dat het verzoek zal worden toegewezen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

Deze uitspraak is op 22 juli 2021 gegeven door mr. C.N. Dijkstra, voorzitter, bijgestaan door mr. M.S. Ferenczy, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven