Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/22329/GB, 23 juli 2021, beroep
Uitspraakdatum:23-07-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/22329/GB

    

Betreft klager

Datum 23 juli 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van klager (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 15 juni 2021 klager opgeroepen om zich op 20 juli 2021 te melden in de locatie Esserheem te Veenhuizen, voor het ondergaan van veertien dagen gevangenisstraf.

 

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 15 juli 2021 het bezwaar ongegrond verklaard.

 

Klagers raadsman, mr. W.G. ten Have, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

 

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is op 23 maart 2021 bij verstek veroordeeld door de rechtbank Amsterdam. Klager was echter niet op de hoogte van de zitting, omdat de betekening niet op juiste wijze heeft plaatsgevonden. Hij is pas op 23 juni 2021 op de hoogte geraakt van het vonnis, nadat hij was opgeroepen door verweerder om zich te melden op 20 juli 2021. Namens klager is op 2 juli 2021 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis, omdat hij zich wil kunnen verdedigen tegen het ten laste gelegde feit en omdat klager verschoonbaar niet op de hoogte was van de zitting en het vonnis. Een tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf op dit moment, zou een hoger beroep feitelijk zinloos maken.

 

Klager verzoekt de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf op te schorten. 

 

Standpunt van verweerder

Verweerder verwijst naar de inhoud van de bestreden beslissing.

 

3. De beoordeling

De procedure voor zelfmelders is geregeld in hoofdstuk 2 van de Regeling tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen en hoofdstuk 2 van de Beleidsregel tenuitvoerlegging strafrechtelijke en administratiefrechtelijke beslissingen.

 

Klager wil graag uitstel van zijn melddatum, omdat hij hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van - de beroepscommissie begrijpt - de rechtbank Utrecht.

 

De beroepscommissie overweegt dat een vonnis op grond van artikel 6:1:16 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) ten uitvoer gelegd kan worden na betekening van het vonnis. Door klager is op 2 juli 2021 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter van 23 maart 2021. Gelet op het bepaalde in artikel 6:1:16, eerste lid, in samenhang met het derde en vierde lid onder b., Sv, heeft verweerder er in redelijkheid van uit mogen gaan dat het vonnis onherroepelijk is en heeft verweerder klager in redelijkheid kunnen oproepen zich te melden voor het ondergaan van de opgelegde gevangenisstraf, voordat op het hoger beroep is beslist. 

 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 23 juli 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven