Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0441/TB, 21 augustus 2007, beroep
Uitspraakdatum:21-08-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/441/TB

betreft: [klager] datum: 21 augustus 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. D.W.H.M. Wolters, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 20 februari 2007 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 juni 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. D.W.H.M. Wolters, en namens de Minister en de Staatssecretaris van Justitie, [...]. Tevens
was als toehoorder van het Ministerie van Justitie aanwezig, [...].

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft beslist klager over te plaatsen naar het FPC De Rooyse Wissel te Venray (hierna: De Rooyse Wissel).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van het Gerechtshof te
’s-Gravenhage van 15 mei 1996 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager heeft sinds 17 september 1998 in de Oostvaarderskliniek verbleven. Op 13 februari 2007 is er vanuit deze kliniek een verzoek tot wederzijdse
overplaatsing gedaan. De Minister heeft op 20 februari 2007 beslist klager over te plaatsen naar De Rooyse Wissel.

3. De standpunten
Door en namens klager wordt het volgende aangevoerd.
De tenuitvoerlegging van de tbs in de Oostvaarderskliniek is redelijk voorspoedig en succesvol verlopen, en klager heeft een aantal jaren verloven genoten. De reden voor de overplaatsing is gelegen in de bedreigingen waarvoor hij eind juni 2006 was
aangehouden en ten gevolge waarvan hij zijn verloven was kwijtgeraakt. Op 19 april 2007 is klager van die feiten vrijgesproken, maar hij heeft echter zijn verloven (ook niet begeleid) nog steeds niet terug. Volgens de Rooyse Wissel betreft het een
tweede behandelpoging en start. klager weer van voren af aan. Door het Ministerie is echter aangegeven aan klager en de Rooyse Wissel dat wat ITZ betreft klager niet van voren af aan behoeft te beginnen (met begeleid verlof) en dat hij voor wat betreft
zijn verloven, na de vrijspraak ‘horizontaal kan invliegen.’

De Oostvaarderskliniek heeft aangevoerd dat wederom een resocialisatiepoging, door zijn aanhouding, was mislukt. Andere bezwaren hebben niet geleid, althans dat blijkt niet uit de stukken, tot de beëindiging van verlof. In afwachting van de afdoening
van de strafzaak is besloten klager over te plaatsen. Pas toen men het niet eens werd over het opnieuw opstarten van verlof, is overplaatsing aangevraagd. Helaas voorziet de regeling met betrekking tot het verscherpte verlofbeleid alleen in een regel
hoe je je verlof kwijtraakt, maar niet hoe je het weer kan terugkrijgen, als het allemaal ten onrechte blijkt te zijn geweest. Het verlof verliep goed totdat klager werd aangehouden. In geval van vrijspraak had de Oostvaarderskliniek weinig anders
gekund dan het verlof weer herstellen. Klager heeft dan ook belang terug te keren naar de Oostvaarderskliniek.

Namens de Minister en de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op 13 februari 2007 heeft de Oostvaarderskliniek verzocht tot wederzijdse overplaatsing (ruiling) omdat er voor klager binnen de Oostvaarderskliniek geen mogelijkheden meer aanwezig werden geacht om een goed behandelresultaat te bereiken. Het
delictgevaar en de kernproblematiek van klager zijn na meer dan acht jaar behandeling onveranderd en onbewerkbaar gebleven. In 2001 is een verloftraject opgestart. dat meerdere keren is onderbroken waarvoor klager zelf de aanleiding vormde. Klager
zocht
de grenzen van het gestelde verlofkader op en is daar regelmatig overheen gegaan. Vanaf 2006 ging het beter met klager, maar enkele weken na zijn arrestatie in juni 2006 is het weer bergafwaarts gegaan. Klager heeft uiteindelijk het vertrouwen in het
behandelteam opgezegd en aangegeven het niet meer te kunnen opbrengen om aan de begeleidingsvoorwaarden van de kliniek te voldoen. De ontstane behandelimpasse is de grondslag van het besluit tot overplaatsing geweest. De gunstige uitspraak in de
strafzaak doet hieraan niet af.
Het is gelet op de ontstane behandelimpasse in het belang van klager dat een nieuwe behandelpoging wordt ondernomen in een andere kliniek.

Het beroep zal derhalve ongegrond moeten worden verklaard.

4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Uitgangspunt van het op grond van het IBO II-rapport door de Minister geformuleerde beleid is dat alle tbs-inrichtingen geoutilleerd zijn voor iedere ter beschikking gestelde, met uitzondering van een aantal speciale categorieën, te weten vrouwen,
zwakbegaafden en extreem beheers- en vluchtgevaarlijke ter beschikking gestelden. Daarnaast wordt onderscheiden naar de primaire psychopathologie: psychotische stoornis of persoonlijkheidsstoornis.

Uit het verzoek tot (wederzijdse) overplaatsing van de Oostvaarderskliniek van 13 februari 2007 blijkt dat het behandelverloop van klager een grillig karakter vertoont. Perioden van weerstand en strijd tegen het beleid, de kliniek, het verlofkader en
het behandelteam worden afgewisseld met perioden waarin klager zich positief en coöperatief opstelt.
In de behandeling van klager zijn verscheidene resocialisatiepogingen ondernomen welke uiteindelijk niet tot voldoende resultaat hebben geleid. Na zijn arrestatie in juni 2006 weigerde klager mee te werken aan een toekomstig verloftraject met
intensievere begeleiding en controle vanuit de kliniek. Vanuit zijn persoonlijkheidsproblematiek blijft klager moeite houden met zijn positie ten opzichte van het behandelteam. Klager uit zich voortdurend agressief en denigrerend jegens het
behandelteam.
Het delictgevaar en de kernproblematiek van klager zijn na meer dan acht jaar behandeling onveranderd en onbewerkbaar gebleven.

Gezien het behandelresultaat tot nu toe en het mislukken van de verschillende pogingen om tot een verantwoord resocialisatietraject te komen, ligt het niet in de verwachting dat op afzienbare termijn een goed resultaat in de Oostvaarderskliniek kan
worden bereikt. De inmiddels beladen behandelgeschiedenis van klager met de inrichting is de reden geweest tot het verzoek om overplaatsing.

In het verlengingsadvies van de Rooyse Wissel van 25 mei 2007 wordt aangegeven dat het niet ondenkbaar is dat binnen een aantal maanden toch een ander traject gevolgd kan worden en verlofbewegingen voor klager weer in het zicht kunnen komen. Daarbij
wordt ervan uitgegaan dat klager zijn weerstand kan laten varen en van zijn tweede behandelpoging daadwerkelijk een geslaagd traject wil maken. Geschat wordt dat een eventueel gefaseerd en sterk gestructureerd resocialisatietraject zeker meer dan twee
jaar zal duren.
Volgens klagers raadsman heeft het Ministerie aangegeven dat klager in de Rooyse Wissel niet van voren af aan behoeft te beginnen met zijn verlof.
De wijze waarop door een tbs-inrichting invulling wordt gegeven aan een tbs-behandeling staat ten deze echter niet ter beoordeling van de beroepscommissie.

De Minister heeft de beslissing tot overplaatsing van klager genomen met inachtneming van klagers geslacht, zijn intelligentie, de ten aanzien van hem gestelde diagnose en gegevens over het al dan niet bestaan van een beheers/vluchtrisico, alsmede de
bestaande wachtlijsten.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de beslissing klager over te plaatsen naar de Rooyse Wissel niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart. het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, prof. dr. F.A.M. Kortman en mr.C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 21 augustus 2007

secretaris voorzitter

Naar boven