Nummer 20/16402/GB
Betreft [klager]
Datum 19 juli 2021
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar het huis van bewaring (HVB) van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad of van de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad.
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 2 december 2020 afgewezen.
Klagers raadsvrouw, mr. H.E. Berman, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager heeft drie-en-een-halve maand moeten wachten op een beslissing op zijn verzoek, terwijl hij een twintigjarige jongeman met autisme is. Er is binnen de inrichting al zes weken overheen gegaan. Vervolgens beslist verweerder pas anderhalve week na afloop van de wettelijke beslistermijn van zes weken. Het beroep moet alleen hierom al gegrond worden verklaard.
Klagers familie woont in Amsterdam en Zaandam. Hij is zelf in Zaandam geboren en woont in Amsterdam. Bezoek is voor hem extra belangrijk, omdat hij nog jong is en autistisch. Zijn naasten kunnen hem in de PI Alphen te Alphen aan den Rijn lastig bezoeken, door de reisafstand in combinatie met de coronamaatregelen. Verweerder heeft geen zicht op de moeite die het klagers naasten kost.
Standpunt van verweerder
Klager verblijft in het arrondissement van vervolging (Den Haag). Het feit dat hij nog jong is en autistisch, zou een bijzondere omstandigheid kunnen vormen om hem buiten dit arrondissement te plaatsen, als hij daadwerkelijk geen bezoek zou ontvangen. Klager ontvangt echter regelmatig bezoek van zijn familie, vrienden en kennissen uit Amsterdam en Zaanstad. Klagers raadsvrouw heeft niet onderbouwd welke moeite het kost voor klagers naasten om hem te bezoeken of toegelicht wie hem wel en niet kunnen bezoeken.
3. De beoordeling
Voor zover in beroep wordt geklaagd over de termijn voordat de beslissing op klagers verzoek is genomen, merkt de beroepscommissie op dat het wenselijk is dat zo voortvarend mogelijk op een dergelijke aanvraag wordt beslist en dat de wettelijke termijn hiervoor zes weken betreft. Indien dit niet geschiedt, verbindt de wet hieraan echter geen gevolgen.
Klager verblijft op dit moment in het HVB van de PI Alphen. Hij wil graag worden overgeplaatst naar het JC Zaanstad of de PI Lelystad, omdat hij daar gemakkelijk bezoek zou kunnen ontvangen van zijn familie en vrienden uit Zaanstad en Amsterdam.
Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden wordt een gedetineerde die nog niet is veroordeeld, bij voorkeur in het arrondissement van vervolging geplaatst. Klager wordt vervolgd in het arrondissement Den Haag. De PI Alphen ligt in dat arrondissement, het JC Zaanstad en de PI Lelystad niet. Er moet daarom sprake zijn van bijzondere omstandigheden om te kunnen oordelen dat klager moet overgeplaatst naar het JC Zaanstad of de PI Lelystad.
De beroepscommissie is – net als beide partijen – van oordeel dat klagers jonge leeftijd en persoonlijkheidsstoornis in het autistische spectrum een reden zouden kunnen vormen om hem over te plaatsen naar een inrichting buiten het arrondissement van vervolging, omdat het voor hem in het bijzonder van belang is om frequent contact te onderhouden met (ten minste) zijn familie. Het argument van verweerder dat klager in de PI Alphen regelmatig bezoek ontvangt, zou vervolgens nog gepasseerd kunnen worden, als duidelijk was dat en waarom het voor klagers bezoek een (te) grote opgave is om hem daar frequent te (blijven) bezoeken. Klagers raadsvrouw lijkt dat te stellen, maar zij heeft dat niet nader onderbouwd, anders dan te wijzen op de reisafstand. Nu nadere informatie ontbreekt, kan de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 19 juli 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.
secretaris voorzitter