Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21562/GV, 19 juli 2021, beroep
Uitspraakdatum:19-07-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/21562/GV

           

Betreft [klager]

Datum 19 juli 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 20 mei 2021 klagers verzoek tot incidenteel verlof afgewezen.

 

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

 

De beroepscommissie heeft klager en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft verzocht om incidenteel verlof teneinde zijn moeder van het vliegveld te halen om haar in Nederland te laten behandelen. Klager was voordat hij in detentie kwam al bezig om zijn moeder naar Nederland te halen. Op Curaçao kan klagers moeder, gelet op haar leeftijd, niet verder worden behandeld door de neuroloog. Toen klager in detentie kwam, heeft hij verzocht om strafonderbreking. Klager heeft toen alle in zijn bezit zijnde informatie doorgestuurd naar zijn toenmalige casemanager. Door de medisch adviseur van de afdeling Individuele Medische Advisering (IMA) is aangegeven dat de omstandigheid dat klager zijn moeder in Nederland wil laten behandelen een sociale aangelegenheid betreft. Klagers moeder zou daarnaast na de operatie worden ondersteund door specialisten, zodat de zorg voor haar niet aan klager is. Klagers verzoek tot strafonderbreking werd afgewezen.

 

In de tussentijd overleden twee broers van klager aan corona. Hierdoor ging de gezondheid van klagers moeder achteruit. Vervolgens heeft klager verzocht om verlof van 08:00 uur tot 21:45 uur om zijn moeder op te halen van het vliegveld en haar in Nederland te laten behandelen. Klager had in eerste instantie strafonderbreking voor drie maanden gevraagd om te kunnen bezuinigen op de zorgkosten. Nu dit verzoek werd afgewezen, wilde klager het geld gebruiken om zijn moeder naar een zorginstelling te laten gaan en haar hier verder te laten verzorgen. Klager heeft bewijzen dat hij dit zou kunnen regelen naar zijn casemanager gestuurd.

 

Klager vindt het frustrerend te lezen dat in de bestreden beslissing wordt genoemd dat hij niet kan aantonen dat hij over voldoende geld beschikt. Klager leest ook dat hij een geregistreerd partnerschap en een tante in Capelle aan den IJssel heeft en dat hij ook een taxi kan huren om zijn moeder te vervoeren. Zijn vriendin zit echter thuis met een gebroken enkel en een eenjarig kind. Zij kan geen auto rijden. Zijn tante slikt medicatie en heeft zelf zorg nodig. Klager wil de zorg voor zijn moeder niet op de schouders van anderen leggen. Klager is zes uur buiten de inrichting geweest voor de begrafenis van zijn tweede broer en hij heeft laten zien dat hij zich goed gedraagt. Telkens worden nieuwe argumenten aangevoerd om zijn verzoeken af te wijzen.

 

Standpunt van verweerder

De beslissing is niet onredelijk of onbillijk. Blijkens artikel 21, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Dit wordt slechts in zeer bijzondere gevallen gehonoreerd. Nu de medisch adviseur van mening is dat het geen verlof op medische gronden betreft, maar een sociaal verlof, moet worden gekeken of het verlenen van dit verlof noodzakelijk is. Nu klager zelf zijn moeder naar Nederland heeft laten komen (wat hij ook had kunnen uitstellen tot na zijn detentieperiode) en er ook andere personen zijn die haar kunnen vergezellen, is de noodzaak voor incidenteel verlof niet gebleken.

 

Uitgebrachte adviezen

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Dordrecht heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat de medisch adviseur aangeeft dat de zorg wordt geboden door externe zorgaanbieders, indien dit aan de orde is. De noodzakelijkheid is niet aannemelijk. Daarnaast blijkt uit de aangeleverde stukken dat nog geenszins vaststaat dat daadwerkelijk zorg zal worden verleend in Nederland. Er is slechts sprake van een intake. Hieruit blijkt dat er geen sprake is van een ingreep en de daaruit voortvloeiende noodzakelijke zorg. Tot slot kan klager, hoewel hij beweert ergens geld te hebben, dit niet via een formele weg aantonen.

De politie heeft onderzoek gedaan naar het verlofadres en dit in orde bevonden.

 

3. De beoordeling

Klager is sinds 9 februari 2021 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van twee jaar en zes maanden met aftrek, wegens handelen in strijd met de Opiumwet. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 13 september 2022.

 

In artikel 21 van de Regeling staat dat incidenteel verlof kan worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is.

 

Klager heeft verzocht om incidenteel verlof teneinde zijn moeder van het vliegveld te halen, zodat zij in Nederland kan worden behandeld.

 

Naar het oordeel van de beroepscommissie is onvoldoende aannemelijk geworden dat klagers aanwezigheid hierbij noodzakelijk is. De medisch adviseur heeft op 6 april 2021 in het kader van klagers eerdere verzoek tot strafonderbreking aangegeven dat geen sprake is van verlof op medische gronden, maar van verlof op sociale gronden. Mocht klagers moeder inderdaad in Nederland worden geopereerd, uit de stukken blijkt enkel van een intakegesprek, dan zal zij ondersteund worden door specialisten. Deze zorg is niet aan klager. Nadien is geen informatie aangeleverd die deze beoordeling anders maakt.

 

Daarnaast is onvoldoende aannemelijk geworden dat klager de enige is die zijn moeder van het vliegveld kan halen. Mochten klagers vriendin en tante niet in de gelegenheid zijn deze zorg op zich te nemen, zoals klager stelt, dan bestaan nog andere (vervoers)mogelijkheden, zoals het gebruik van een taxi.

 

Reeds gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 19 juli 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, F. van Dekken en mr. D.W.J. Vinkes, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven