nummer: 07/1540/GV
betreft: [klager] datum: 3 augustus 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 11 juni 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman, mr. J.J. van Santbrink, om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt – zakelijk weergegeven en voor zover in het kader van de beoordeling van dit beroep van belang – toegelicht. De
afwijzing is niet op feitelijke gronden gebaseerd. Zowel de politie als het bureau van het project Terugdringen Recidive (TR) baseren hun adviezen op anonieme “internetbronnen”. Dergelijke bronnen hebben geen bewijskracht om aan klager een
herintegratie
in de samenleving te weigeren. Aan klager werd geen TR aangeboden in verband met zijn veronderstelde politieke opvattingen, zijn opleidingsniveau en het feit dat hij niet verslaafd is. Klager wil nog opmerken dat, ook al zou hij lid zijn van een
bepaalde politieke groepering, dat lidmaatschap, zolang die groepering niet verboden is, geen reden mag zijn om het verzoek om verlof af te wijzen.Verzoeker heeft twee verlofadressen opgegeven. Ook van maatschappelijke onrust kan geen sprake meer zijn
omdat de vechtpartij waarbij klager betrokken is geweest inmiddels meer dan een jaar geleden is. Het advies van het openbaar ministerie is onjuist. Klager is in het verleden eenmaal uitgeleverd aan Duitsland. In afwachting van die uitlevering is klager
niet ondergedoken en heeft hij zich aan alle voorwaarden gehouden. Om een ontvluchtingsgevaar te veronderstellen is belachelijk. Hij heeft momenteel nog slechts een reststraf van ongeveer 5 maanden te ondergaan. Hij wil na zijn detentie trouwen en een
gezin stichten, ook dit is een reden om niet te vluchten. Verzoeker wil zijn algemeen verlof gebruiken voor het voorbereiden van zijn terugkeer in de samenleving.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Een verzoek om algemeen verlof is afgewezen. De adviezen van de politie van Nijmegen en Groningen en het advies van het openbaar ministerie zijn allen negatief. Blijkens het advies van de politie Nijmegen zou klager kunnen worden aangemerkt als een
kopstuk van een extreemrechtse groepering. Door de politie wordt dan ook veel maatschappelijke onrust verwacht indien hem verlof wordt toegekend. De politie Groningen heeft aangegeven dat het door klager opgegeven verlofadres als onaanvaardbaar moet
worden geacht.. Volgens het advies van het openbaar ministerie heeft klager geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland en heeft hij de Duitse nationaliteit. De relatie met zijn vriendin in Papendrecht zou verbroken zijn en om die reden zou
verzoekers officiële adres thans dat van zijn moeder in Duitsland zijn. Het openbaar ministerie vreest daarom dat klager zich bij het verlenen van verlof zal onttrekken aan verdere detentie. Daarnaast is nog door het bureau aangeven dat klager niet
geschikt wordt geacht voor TR omdat er geen interventies zijn in te zetten. Om die reden is de selectiefunctionaris van mening dat er te veel signalen omtrent risico’s bij verlof zijn.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Den Haag heeft aangegeven te vrezen dat verzoeker zich bij een eventueel verlof zal onttrekken aan de verdere tenuitvoerlegging van zijn detentie. Zulks omdat klager geen bekende woon- of verblijfplaats in
Nederland heeft en omdat hij over de Duitse nationaliteit beschikt.
De politie Groningen heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres van verzoeker.
De politie Gelderland-Zuid, team Beuningen heeft eerder, op 28 november 2006, negatief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres in de gemeente Beuningen.
De directeur van de gevangenis Ter Apel heeft niet geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
3. De beoordeling
Aan klager is in eerste aanleg een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, opgelegd. De wettelijk vroegst mogelijke fictieve v.i.-datum valt op of omstreeks 13 november 2007. Aansluitend dient hij - in het kader van een hem
opgelegde schadevergoedingsmaatregel - eventueel een subsidiaire hechtenis van 65 dagen te ondergaan.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan (vooralsnog) in totaal drie verlofaanvragen indienen.
Uit de adviezen van de politie Groningen en Gelderland-Zuid komt naar voren dat beiden – op zijn minst genomen – vraagtekens zetten bij de aanvaardbaarheid van de door klager opgegeven verlofadressen en dat de politie Gelderland-Zuid daarnaast vreest
voor maatschappelijke onrust indien aan klager verlof zou worden verleend. Het openbaar ministerie vreest dat klager zich aan de verdere tenuitvoerlegging van de detentie zal onttrekken omdat klager, die niet de Nederlandse nationaliteit heeft, niet
staat ingeschreven in de Gemeenschappelijke Basis Administratie en dus geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland heeft.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden – één en ander in onderling verband en samenhang bezien – een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. De
beslissing van de Minister kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a, b en j van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr.
733726/98/DJI), niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.G. Bosch, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 3 juli 2007
secretaris voorzitter