Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1288/GB, 31 juli 2007, beroep
Uitspraakdatum:31-07-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 07/1288/GB

Betreft: [klager] datum: 31 juli 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 7 mei 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is op 20 juli 2007 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis voor beperkt gemeenschapsgeschikten Nieuw Vosseveld te Vught, hierna de b.g.g. te Vught, ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 11 februari 2005 gedetineerd. Vanuit het huis van bewaring (h.v.b.) De Schie te Rotterdam is hij op 27 april 2007 geplaatst in de b.g.g. te Vught.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager geeft aan dat wordt gesuggereerd dat hij onhandelbaar zou zijn en bepaalde zaken zou willen afdwingen. Dat is onjuist. Hij is een normaal mens en een normale gedetineerde. Feit is evenwel dat het personeel hem steeds zocht en het hem lastig
maakte. Zo werd hem steeds te verstaan gegeven dat hij zijn muziek zachter moest zetten, terwijl dat niet aan anderen, bij wie de muziek op hetzelfde volume stond, werd gevraagd. Dat bouwde zich langzaam op en op enig moment ontploft klager dan.
Vervolgens krijgt hij van het personeel terug “zie je nu wel, je bent onhandelbaar”.
In het h.v.b. De IJssel te Krimpen aan den IJssel, waar hij van februari 2005 t/m juni 2006 verbleef, is 29 keer rapport tegen klager opgemaakt. Dat is inderdaad veel, maar klager werd, zoals gezegd, steeds gezocht. Zo werd hij door personeel voor
“kut-marokkaan” uitgemaakt, maar omdat er geen getuigen aanwezig waren, heeft hij dit niet formeel kunnen aankaarten. Klager moet overigens wel erkennen dat tot op zekere hoogte sprake is van een gedragsprobleem. Zo is in het verleden bij hem een vorm
van ADHD vastgesteld. Op zich kan klager daar wel mee omgaan, maar hij wordt steeds uitgelokt en dan gaat het mis.
In Vught zitten de p.i.w.-ers hem minder kort op de huid. Hij heeft pas één keer een rapport gekregen en dat was bij zijn binnenkomst wegens een positieve urinecontrole. Daarna is klager meteen gestopt met blowen. Hoewel het gedragsmatig beter met hem
gaat, is Vught toch niet ideaal, want de reistijd voor zijn uit Rotterdam afkomstige bezoek is namelijk te lang.
Klager merkt tenslotte nog op dat hij in De IJssel onderwijs volgde en dit onderwijs met een diploma afsloot. In Vught kan hij geen onderwijs volgen.
In eerste aanleg is klager veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar met aftrek. In hoger beroep is hij, hoewel van twee van de drie telastegelegde feiten vrijgesproken, tot elf jaar met aftrek veroordeeld. Tegen deze uitspraak is cassatie
ingesteld.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager verbleef van 14 februari 2005 tot 12 juni 2006 in het h.v.b. De IJssel. In deze periode is 29 keer rapport tegen klager opgemaakt. Het laatste rapport vormde voor de directeur van het h.v.b. De IJssel aanleiding om klager voor te dragen voor
overplaatsing. In het h.v.b. De Schie is vervolgens zesmaal rapport tegen klager opgemaakt. Het laatste rapport dateert van 10 april 2007 en betrof het ernstig bedreigen van een medegedetineerde. Vanuit De Schie wordt klager voorgesteld voor plaatsing
in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap.
In eerste aanleg is klager veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar met aftrek. In het kader van de selectie voor een gevangenis is advies gevraagd aan het penitentiair selectiecentrum in Den Haag. Aangegeven is dat er vanuit gedragsdeskundig
oogpunt geen reden is om van het advies van De Schie af te wijken. Klager behoeft structuur en begrenzing en daarvoor is een bgg-regime de aangewezen plek.
Gelet op klagers negatieve gedrag en het grote aantal rapporten dat tegen klager is opgemaakt, acht de selectiefunctionaris klager ongeschikt voor een verblijf in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap. Plaatsing op een overzichtelijke,
goed gestructureerde afdeling, waar klager goed in de gaten kan worden gehouden en waar het personeel zo nodig snel kan ingrijpen, is gewenst. Daarom is klager geselecteerd voor de b.g.g. te Vught.

4. De beoordeling
4.1. De b.b.g. te Vught is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap, tenzij hiervoor op grond van de persoonlijkheid en/of het gedrag van de betrokkene gewichtige
contra-indicaties bestaan.
De selectiefunctionaris heeft de omtrent klagers persoonlijkheid en gedrag verstrekte gegevens in redelijkheid kunnen aanmerken als een contra-indicatie in bovenbedoelde zin. Derhalve is de beslissing klager vooralsnog te plaatsen in een inrichting met
een regime van beperkte gemeenschap, in het geval van klager de b.g.g. te Vught, niet als onredelijk of onbillijk aan te merken. Hetgeen klager heeft aangevoerd over de bezoekmogelijkheden en studiefaciliteiten is, in het licht van het vorenstaande,
onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te kunnen komen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. G.J. Fleers en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 31 juli 2007

secretaris voorzitter

Naar boven