Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21616/GB, 7 juli 2021, beroep
Uitspraakdatum:07-07-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/21616/GB

    

Betreft [klager]

Datum 7 juli 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot deelname aan een zogeheten stapeltraject (plaatsing in een Zeer Beperkt Beveiligde Inrichting (ZBBI) gevolgd door deelname aan een penitentiair programma (PP)).

 

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 21 mei 2021 aan klager medegedeeld: “Uw verzoek om voor plaatsing in een ZBBI in aanmerking te komen, wordt […] in portefeuille gehouden”.

 

Klager heeft tegen deze mededeling beroep ingesteld.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman mr. W.B.O. van Soest en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De beoordeling

Opmerking vooraf

De beroepscommissie heeft in RSJ 28 juni 2021, 21/21661/GB, uiteengezet welke uitgangspunten verweerder dient te hanteren bij verzoeken om detentiefasering in de aanloop naar de inwerkingtreding van enkele belangrijke onderdelen van de Wet straffen en beschermen per 1 juli 2021 en hoe het overgangsrecht moet worden geïnterpreteerd.

 

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van de standpunten en doet het beroep af met een relatief beknopte beoordeling, onder verwijzing naar RSJ 28 juni 2021, 21/21661/GB.

 

Ontvankelijkheid

De beroepscommissie heeft in voornoemde uitspraak duidelijk gemaakt dat en waarom beroep openstaat tegen de gewraakte mededeling. Zij zal ook het onderhavige beroep dus inhoudelijk beoordelen.

 

Klagers situatie

Klager is sinds 18 maart 2018 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van zeven jaar met aftrek, wegens verkrachting, wederrechtelijke vrijheidsberoving en afpersing. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 15 november 2022.

 

Op grond van de regelgeving die tot 1 juli 2021 gold, kwam klager per 19 mei 2021 in aanmerking voor een stapeltraject. Dat blijkt uit het selectieadvies dat op 14 april 2021 bij verweerder is ingediend.

 

Verweerder moet alsnog beslissen

Verweerder moet op grond van de wet binnen zes weken beslissen op een verzoek tot (over)plaatsing. Nu klager zijn verzoek (in de vorm van een geaccordeerd selectieadvies) op 14 april 2021 heeft ingediend, had verweerder inmiddels op dit verzoek moeten beslissen. De beroepscommissie zal het beroep reeds hierom gegrond verklaren en verweerder opdragen alsnog een (inhoudelijke) beslissing te nemen op klagers verzoek met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.

 

De strekking van de te nemen beslissing en de praktische uitwerking daarvan

Klager heeft zijn verzoek tijdig (i.c. ruim voor 1 juli 2021) ingediend. Hij kwam ook al voor 1 juli 2021 in aanmerking voor plaatsing in een ZBBI (als eerste deel van de verzochte deelname aan een stapeltraject). Daarom geldt voor hem het volgende.

 

Verweerder dient in diens beslissing te toetsen of klager op grond van de (overige) tot 1 juli 2021 geldende criteria in aanmerking komt voor een stapeltraject. Als dat het geval is, dient verweerder een daartoe strekkende beslissing te nemen. Klager valt vervolgens onder het overgangsrecht, oftewel: hij wordt dan van rechtswege in de Beperkt Beveiligde Afdeling (BBA) geplaatst, ongeacht of hij aan de daarvoor (thans geldende) voorwaarden voldoet. Het maakt daarbij niet uit dat verweerder zijn beslissing pas na 1 juli 2021 neemt en ook niet dat klager voor 1 juli 2021 feitelijk nog niet in een ZBBI verbleef.

 

Geen tegemoetkoming

De beroepscommissie ziet slechts onder bijzondere omstandigheden aanleiding voor een tegemoetkoming wegens niet-tijdig beslissen. Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor.

 

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij draagt verweerder op alsnog een inhoudelijke beslissing te nemen op klagers verzoek met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

Deze uitspraak is op 7 juli 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven