Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21921/SGA, 25 juni 2021, schorsing
Uitspraakdatum:25-06-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/21921/SGA

    

         

Betreft Verzoeker

Datum 25 juni 2021

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van Verzoeker (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein (hierna: de directeur) heeft op 23 juni 2021 aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege het aantreffen van contrabande (Samsung oplader) in verzoekers cel, ingaande op 22 juni 2021 om 15.50 uur en eindigend op 25 juni 2021 om 15.50 uur.

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek zal worden ingeschreven als klaagschrift.

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat op 22 juni 2021, tijdens een celinspectie met de drugs- en telefoonhond, een Samsung oplader is aangetroffen in verzoekers koelkast. Verzoeker meent dat hij niet verantwoordelijk gehouden kan worden voor de aangetroffen oplader. Verzoeker stelt dat de oplader achter de gradenmeter van de koelkast is gevonden en dat deze enkel met een torx/ inbussleutel geopend kan worden. Omdat verzoeker niet over een dergelijke sleutel beschikt, stelt hij dat de oplader niet van hem kan zijn. De directeur verwijst maar de huisregels van de PI waarin staat opgenomen dat de goederen die bij een gedetineerde op cel worden aangetroffen, altijd worden aangemerkt als diens bezit. De directeur geeft aan dat de gedetineerden er dus verantwoordelijk voor zijn dat er geen contrabande op cel kunnen worden aangetroffen.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter kan de directeur verzoeker verantwoordelijk houden voor de aangetroffen contrabande, tenzij aannemelijk is dat verzoeker niet heeft geweten van de contrabande. Uit hetgeen verzoeker naar voren brengt volgt dat hij het niet wist, terwijl zijn verhaal niet onaannemelijk is. De directeur stelt hier niets tegenover, zodat de voorzitter niet bekend is met feiten of omstandigheden op grond waarvan in dit geval wel tot de conclusie gekomen kan worden dat aannemelijk is dat verzoeker van de contrabande heeft geweten. Het verzoek zal daarom worden toegewezen. 

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

 

Deze uitspraak is op 25 juni 2021 gegeven door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, bijgestaan door mr. M.S. Ferenczy, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

 

Naar boven